vrijdag 1 maart 2024

Überhaupt


Een tijdje terug hoorde ik een jongen van nog geen 10 jaar oud het woordje "überhaupt" gebruiken. Ik vroeg hem waarom hij dat woord gebruikte en wat het betekende. Hij wist het niet, zijn oudere zussen gebruikten het woord, dat je tegenwoordig veel hoort in de media. Het staat zelfs een beetje chic als je zo'n woord in een gesprek kan gebruiken. Het is een mooi woord bovendien, dat goed klinkt.

Wat zegt taaladvies Vlaanderen over überhaupt?

Überhaupt heeft een nogal vage betekenis: 'helemaal, eigenlijk, alles samen, in het geheel, in het algemeen, in elk geval, toch al, hoe dan ook'.

  • Ik ken überhaupt maar één Duits woord.

Er hoeft geen bezwaar gemaakt te worden tegen het gebruik van het woord überhaupt in het Nederlands, maar het is aan te bevelen het niet te pas en te onpas te gebruiken. Bij veelvuldig gebruik krijgt het gemakkelijk het karakter van een stopwoord.


zondag 18 februari 2024

"In de Welgekende Sneppe" op de Wijnberghoek te Wevelgem (Marc Malfait)

Het café werd in 1906 gebouwd door mijn overgrootvader Camille Bostoen.

Hij was metser-herbergier. Vermoedelijk werd het café in de praktijk uitgebaat door zijn echtgenote Virginie Deleu samen met haar oudere kinderen, maar zoals dat vroeger ging was de pater familias ook de officiële uitbater en was zijn vrouw huishoudster.

In het voorportaal liet hij een siertegel aanbrengen met daarin zijn initialen “CB” en op de voorgevel was de naam van de herberg geschilderd.

Men heeft mij altijd verteld dat er op ongeveer dezelfde plaats reeds een café “De Sneppe” bestond en dat het nieuwe café er gekomen is na een discussie over de huur of de verkoop van het andere café. Dit is wellicht ook de reden waarom het nieuwe café niet “De Sneppe” genoemd werd maar “In de Welgekende Sneppe”.

Ik ben nooit te weten kunnen komen of dit verhaal klopt of niet maar ik beschik wel over een notariële akte uit 1905 betreffende de aankoop van 3 percelen grond tussen de “Steenweg naar Moorseele” en de “Oude Roeselaerestraet” aan Camille Bostoen.

Perceel 48 uit die verkoop ligt naast de herberg genaamd “De Sneppe”. Het gaat dus vermoedelijk om het perceel waar het huidige café op staat en het perceel ernaast (de poort naast het café die altijd een afzonderlijk huisnummer gehad heeft (393)) en het perceel naast het café en de poort waarop later een woning gebouwd werd, in 1989 aangekocht door mijn vader om er van zijn oude dag te genieten.

Het is in dit verband wellicht nuttig om te weten dat er in die tijd in Wevelgem en elders in zowat alle straten heel veel cafés bestonden. Een van de redenen hiervoor is wellicht, naast de manier waarop onze grootouders hun vrije tijd doorbrachten, het gegeven dat veel brouwers in die tijd gouden zaken deden, veel onroerend goed verwierven en dit onroerend goed goedkoper verhuurden als de huurder er zich toe verbond om in het pand bier te verkopen van dezelfde brouwer?

De foto hierboven is genomen kort na de oprichting van het café. Bemerk dat de gronden naast het café nog niet bebouwd waren en dat ook het landschap verderop nog zeer open is.

De oorspronkelijke gevel is amper veranderd.

Camille Bostoen en zijn echtgenote Virginie Deleu hadden een zeer kroostrijk gezin, zoals op de foto te zien is. Ze vormden hiermee in die tijd natuurlijk geen uitzondering. Niemand weet wie wie is op de foto, die pas terug in handen van de familie gekomen is toen iedereen die op de foto stond reeds overleden was of mentaal niet meer in staat was om hier uitleg over te geven. 

Toen Camille in 1932 het café verkocht aan zijn zoon Maurice Bostoen waren er volgens de koopakte nog 11 kinderen in leven. Maurice was de negende van die elf

Maurice Bostoen (1900-1972) en zijn echtgenote Anna Tiberghien (1895-1981), mijn grootouders, kochten het café dus in 1932.

Zoals blijkt uit de koopakte was het adres van het café op dat moment “Steenweg naar Moorseele 152” en stond er achter het café een bijgebouw dat in dienst was als vlaszwingelarij, niet uitzonderlijk in Wevelgem, in het mekka van de Vlasnijverheid.

Maurice Bostoen was net als zijn vader metser.

Hij was voor zijn huwelijk met Anna Tiberghien reeds gehuwd geweest met Rachel Santy en met Marina Vermersch, beiden overleden kort na de geboorte van een kind.

Uit het huwelijk met Rachel Santy werd een zoon geboren, Hector Bostoen. Die was aanvankelijk metser maar trad later in dienst als rijkswachter en overleed in 1957 tijdens een verkeersongeval in dienst. Hij was gehuwd met Alice Craeynest, eveneens een cafédochter uit Wevelgem (Lieske van de Postiljon, naar het café van haar ouders café de Postiljon). Mijn tante bleef achter met 4 kinderen Hubert, Christiaan, Christien en Marc.

Uit het huwelijk met Marina Vermersch werd een dochter geboren Flore Bostoen (1927-1988), mijn moeder. Zij trouwde met mijn vader Michaël Malfait in 1957 (1922-2000) en uit het huwelijk werden twee kinderen geboren mijn zus Marleen (1960-1990) en ik zelf.

Het feit dat mijn grootvader drie keer getrouwd was en tijdens ieder huwelijk onroerend goed verworven had met zijn echtgenote op dat moment heeft er voor gezorgd dat de afwikkeling van de erfenis na het overlijden van mijn grootmoeder in 1991 een enorm complexe zaak werd. Het onroerend goed raakte in onverdeeldheid over meer dan honderd erfgenamen waarvan meerdere in het buitenland verbleven en slechts met moeite opgespoord konden worden. Het kluwen werd uiteindelijk ontward door een openbare verkoop van rechtswege om uit onverdeeldheid te treden in 1989, dus 8 jaar na het overlijden van mijn grootmoeder.

Mijn moeder bleef ook na haar huwelijk meehelpen in het café, waar mijn ouders ook mee woonden. Zij verdiende in die tijd een centje bij met naaiwerk en met kuiswerk.

Mijn vader, een boerenzoon, had in die tijd diverse jobs tot hij besloot om veehandelaar te worden.

De zwingelarij achter het huis werd dus een koeienstal en op de grond achter de zwingelarij werd eerst een serre gebouwd waar geraniums gekweekt werden en werd later verbouwd tot een koeienstal

Mijn ouders baatten het café in eigen naam uit van ergens in het begin van de jaren 60. Het was een ouderwets café met klanten van heel divers pluimage van: arbeiders, boeren, voerlui, vlaswerkers, de buren, doppers, OCMW klanten, facteurs, gemeentewerkers, bakkers … zowat iedereen kwam er over de vloer. Er waren geen clubs of verenigingen en er werden ook geen kaartingen of andere wedstrijden georganiseerd maar er werd altijd gekaart of gebiljart.

Zowel mijn ouders als mijn grootouders stonden er op dat het café een vrij café zou blijven, wellicht dat het café er hierdoor altijd ouderwets uitgezien heeft en nooit grondig gerenoveerd werd. Dat betekende ook wel dat zowat alle brouwers van Wevelgem en omgeving er over de vloer kwamen om enkele bakken bier te leveren.

Mijn zus en ik groeiden dus op in een café en aangezien mijn ouders tot aan het overlijden van mijn grootouders in het café bleven mee wonen en de verhoudingen tussen beide gezinnen niet altijd optimaal waren, woonden mijn grootouders in de keuken achter het café en woonden wij in de voorplek die zowel living, keuken als badkamer was en die op drukke momenten ook nog ingenomen werd door het café. Van privacy was er in die tijd absoluut geen sprake.

In de eerste helft van de jaren 70 is mijn moeder ernstig ziek geworden, een ellendige periode met heel veel onzekerheid. Wij hielden vaak het café open met hulp van een buurvrouw die soms halfweg de dag zodanig veel gedronken had dat we haar niet meer in de kelder durfden laten gaan om bier uit te halen. Mijn vader moest zijn veehandel afbouwen en ging zich wat meer concentreren op hulp in het café en toen mijn moeder herstelde waren ze verplicht om het toch wat rustiger aan te pakken. Pas vanaf die periode werd de deur ’s middags enkele uren gesloten.

Thuis hebben we steeds een telefoon en een televisie gehad, als eersten in onze dichte omgeving.

In de beginperiode van de NIR/BRT zat de keuken vaak vol met klanten die naar de TV kwamen kijken en ondertussen wat pinten dronken. De weg naar de telefoon hadden onze buren, die zelf nog geen telefoon hadden, al snel gevonden. Wij kregen dus vaak telefoon voor dichte en verre buren en ik moest dan telkens bij die mensen gaan aanbellen om te zeggen dat er telefoon was. Zij bleven dan bij de telefoon wachten tot die opnieuw rinkelde en dronken intussen ook een pintje.

De bakkers leverden bij ons broden voor sommige buren die gaan werken waren en aangezien mijn vader als veehandelaar veel op boerderijen kwam kon je bij ons altijd groenten, aardappelen, eieren, etc… krijgen.

Na het overlijden van mijn moeder in 1988 bleef mijn vader het café verder uitbaten tot hij het in 1989 aankocht bij de openbare verkoping. Hij was toen 67 en de aankoop van de café was eerder een emotionele beslissing omdat hij wist dat mijn moeder, die overleden was, dat zo zou gewild hebben.

Aangezien er geen opvolgers waren heeft hij het café na het overlijden van mijn zus in 1990 verkocht aan Annie Bruwier en haar partner Jacques Vanhaverbeke. Jacques voerde een aantal verbouwingen uit en baat het café op heden nog steeds uit.

Marc Malfait

16 februari 2024

 

woensdag 14 februari 2024

Sitiofobie, necrofilie en dipsomanie ...

In de loop van de tijd heeft men geprobeerd vele geaardheden, gedragingen, aandoeningen, afwijkingen, ziektebeelden, ... in kaart te brengen door er o.m. "één-woord-etiketten" op te kleven die eindigen op -filie, -fobie of -manie.

Manie en fobie zijn psychische aandoeningen. Manie verwijst naar een abnormaal verhoogde gemoedstoestand terwijl fobie verwijst naar een abnormale angst voor iets of iemand. Het antoniem of tegengestelde van fobie is "filie", het "houden van" iets of iemand, al dan niet afwijkend van de "norm".

Drie woorden zijn me steeds bijgebleven, ik weet nog goed op welke manier ik ze ontdekte.

Begin jaren 70 ontleende ik het boek Dieptepsychologie van prof. dr. Jan Hendrik van den Berg (1914-2012) in de Wevelgemse bibliotheek, toen nog gevestigd in de Hoogstraat. Later kocht ik ook het boek.


In hoofdstuk II lezen we dat de dieptepsychologie ontdekt werd in 1882 door Josef Breuer (1842-1925).

In de jaren 1880-1882 behandelde Breuer een neurotische patiënte, in de literatuur bekend onder de naam Anna O. Haar ware naam luidt Bertha Pappenheim (1859-1936), een Oostenrijks-Joodse feministe, een sociale pionier en de oprichtster van de Joodse Vrouwenbeweging.

Liechtensteinstrasse 2 Wenen


Het symptoom, dat Anna O. in de zomer van 1882 plotseling kwelde, draagt de naam van sitiofobie, aldus nog steeds het boek, en bestaat hierin dat de patiënt niet meer kan drinken. Elke poging tot drinken deed ook Anna O. walgen. Vocht nam ze tot zich, uitsluitend in de vorm van groeten en fruit. Na zes weken ontdeed ze zich van het symptoom op de volgende manier. Ze verkeerde weer eens in de toestand van spontane hypnose en onderhield zich volgens gewoonte met Breuer. Pratend over haar nieuwe symptoom, wist Anna O. zich plotseling te herinneren, dat ze gezien had hoe een hond uit een glas dronk waaruit juist een dame haar dorst had gelest. Terwijl Anna dit vertelde, gaf ze uiting aan de opperste walging. Daarna verlangde ze te drinken, en ziedaar, ze ontwaakte uit de hypnose met het glas water aan de lippen. Het symptoom was verdwenen.

Het tweede woord, necrofilie, werd me eind jaren 80 bijgebracht door Crazy Love, een film uit 1987 van Dominique Deruddere, gebaseerd op en geïnspireerd door het werk van Charles Bukowski (The Copulating Mermaid of Venice, CA).

De film viel niet overal in goede aarde. De necrofilie in het derde deel van de film viel niet in ieders smaak ...


Necrofilie is een seksuele voorkeur voor het bedrijven van seks met een dood lichaam.

Necroseksualiteit vereist uiteraard beschikbaarheid van een lijk, zoals na grafschennis of moord, bij werken met lijken, bij het overlijden van een naaste of bij het vinden van een lijk.

In nog andere boeken komt het thema voor.

Louis Paul Boon (1912-1979) laat in De Paradijsvogel (1958) romanfiguur Wadman zijn slachtoffers begraven meestal onder de rozenstruiken in zijn tuin, soms na het bedrijven van necrofilie ...


Het boek Le nécrophile van de Franse schrijfster Gabrielle Wittkop, geboren als Gabrielle Ménardeau (1920-2002), uit 1972 werd bestempeld als schandaalroman omdat necrofilie geen licht verteerbaar thema was dat veel controverse veroorzaakte.

Het hoofdpersonage Lucien leidt een geheim leven als necrofiel. 's Nachts haalt hij lijken uit de graven en neemt ze mee naar zijn appartement. In zijn dagboek schrijft hij over zijn nachtelijk leven met de doden ...


Het derde woord, dipsomanie, ontdekte ik voor het eerst, begin jaren 90, in de roman van A.F.Th. van der Heijden, Advocaat van de hanen, een meesterwerk in zijn genre.


Iemand die lijdt aan dipsomanie is een kwartaaldrinker, iemand die met lange tussenpozen overmatig alcohol gebruikt. Hoofdfiguur, advocaat Ernst Quispel, lijdt eraan.

Advocaat van de hanen is een ware encyclopedie van de riten en rationalisaties van de kwartaaldrinker.



dinsdag 21 februari 2023

Wereldkampioenen rijden Gent-Wevelgem !

Sinds Gent-Wevelgem in 1945 een wedstrijd werd voor profs, reden alle wereldkampioenen, op 19 na, minstens eenmaal Gent-Wevelgem.

Vijftien wereldkampioenen wonnen Gent-Wevelgem, twee ervan in de trui van wereldkampioen, Rik Van Looy en Peter Sagan.

De vijftien:

Marcel Kint (WK in 1938 en GW in 1949)

Briek Schotte (WK in 1948/1950 en GW in 1950/1955)

Rik Van Looy (WK in 1960/1961 en GW in 1956/1957/1962)

Benoni Beheyt (WK in 1963 en GW in 1963)

Eddy Merckx (WK in 1967/1971/1974 en GW in 1967/1970/1973)

Freddy Maertens (WK in 1976/1981 en GW in 1975/1976)

Francesco Moser (WK in 1977 en GW in 1979)

Jan Raas (WK in 1979 en GW in 1981)

Bernard Hinault (WK in 1980 en GW in 1977)

Oscar Freire (WK in 1999/2001/2004 en GW in 2008)

Mario Cipollini (WK in 2002 en GW in 1992/1993/2002)

Tom Boonen (WK in 2005 en GW in 2004/2011/2012)

Thor Hushovd (WK in 2010 en GW in 2006)

Peter Sagan (WK in 2015/2016/2017 en GW in 2013/2016/2018)

Mads Pedersen (WK in 2019 en GW in 2020)




dinsdag 11 augustus 2020

In Memoriam Bernard Denys


Bernard Denys overleed te Leuven op 15 juli 2020.

Hij was klastitularis van de retorica in het Sint-Aloysiuscollege te Menen van 1963 tot 1974.

We namen afscheid van Bernard op 24 juli 2020 in de Sint-Jan-de-Doperkerk in het Groot Begijnhof te Leuven.

Magda Lambert, afkomstig uit de Nachtegaalstraat te Wevelgem, nam er het woord:

"Beste Nelly, 
Beste familie en vrienden van Bernard, 

Bernard Albert Jan Maria Denys werd geboren op 10 januari 1934 in Roeselare, als eerste kind van Clara Van Damme en Jan Denys. Er zouden nog 4 jongens volgen. 

Het ouderlijk huis stond op de Grote Markt van Roeselare, op een boogscheut van het Klein Seminarie waar Bernard uiteraard naar school ging. Na zijn humaniora werd hij seminarist in Brugge. Hij ging ervan uit dat hij in de rol van priester de samenleving het best van dienst zou kunnen zijn. Na zijn opleiding kon hij naar Leuven gaan studeren. Hij had graag geschiedenis gevolgd, maar het bisdom besliste er anders over, het werd klassieke filologie. Geschiedenis is voor Bernard zijn hele leven een passie gebleven. 

In 1962 werd hij aangesteld als leraar in het Sint-Amandscollege in Kortrijk. Na 1 jaar werd hij overgeplaatst naar het Bisschoppelijk college Sint-Aloysius in Menen. Het werd een schitterende tijd voor Bernard. 

Arnold Seynnaeve een oud-leerling van de retorica van 1973 schrijft in zijn gedenkschriften (hier klikken): “Onze klastitularis in de retorica is "Narre" of "den Dennis". Bernard Denys geeft Latijn, Grieks, Frans, godsdienst en kunstgeschiedenis. Een betere klastitularis kan je je niet indenken.” 

Philippe Clerick schrijft op zijn blog (hier klikken): "Op het einde van het schooljaar laat Meester een liedje horen van Zjef Vanuytsel, "Ik Weet Wel Mijn Lief". Hij zei daar dan bij dat hij als priester geen lief had, maar dat zijn klas die rol een beetje overnam, lief stond voor “klas”. 

En tenslotte Dirk Claerbout: "Ik keek op naar Bernard, letterlijk, want Bernard was een rijzige man, die liep met de rug kaarsrecht. Ik herinner mij zijn blik die wijd om zich heen keek, niet wantrouwig, met iets van het latijnse circumspicere. En hij verwoordde zijn ideeën en gevoelens met veel nuance."

Ere-Rector Vervenne, zelf oud-leerling van Bernard, zal straks iets meer vertellen over de betekenis van Bernard gedurende die 11 jaar in het college. 

Doorheen heel het leven van Bernard was er voor hem een onschatbare ankerplek, de Klokkeput. 

De klokkeput, een voormalige landelijke herberg, op de schreve tussen België en Frankrijk, in Leisele, niet ver van Hondschote. De klokkeput is voor velen een nostalgische  plek met schitterende herinneringen. Oudjaar vieren, de knisperende houtkachel, slapen op matrassen op de grond, iets drinken in de Haezepoel, zomerse wandelingen maken in de streek tussen de akkers met de kerktorens als kompas. Het waren stuk voor stuk memorabele momenten en nu hartverwarmende herinneringen. 

De klokkeput is er nog altijd. Alles straalt er naar Bernard. Misschien moeten we allen, tenminste als Nelly dat ziet zitten, en wanneer we gevaccineerd zijn tegen corona, eens op een 15de juli, teruggaan naar die unieke  plek. De klokkeput, dat is Bernard. 

In de vakantie van 1974 wordt hij ontboden bij de Bisschop van Brugge. Bernard mocht niet blijven in het college en werd overgeplaatst als godsdienstleraar in het Atheneum van Oostende. Een bittere pil om te slikken. Hij verhuisde naar Oostende, De stad aan zee.

Voor Bernard was enkel godsdienstleraar zijn in het Atheneum, na zijn heuglijke tijd in het college van Menen, iets onwezenlijk. 

Bernard hield goede contacten met zijn oud-leerlingen en zocht hen regelmatig op in Leuven. Zo heeft hij ook Christine, in die tijd studente Romaanse filologie, leren kennen. Zijn leven werd anders, maar het ontbrak hem aan tevredenheid in zijn job. 

Bij gelegenheid spraken wij over de toekomst. Hij vertelde dat een aanstelling als leraar in een andere katholieke school uitgesloten was. Die deur was potdicht. Welke jobmogelijkheden waren er nog? Het toeval wil dat er in 1977 een vacature is voor het onthaal van buitenlandse studenten aan de KU Leuven. Bernard was geïnteresseerd in andere culturen, had veel gereisd, sprak verschillende talen, ging graag met jonge mensen om. Uiteindelijk solliciteerde hij en kreeg de opdracht. Drie jaar later, in 1980, wordt hij aangesteld als Directeur van het Groot Begijnhof in Leuven. Een gekoesterde droom ging in vervulling. 

Bernard schrijft zich in 1985 in voor een groepsreis naar Griekenland. Vooral jonge mensen reizen mee, ook Nelly. Nelly en Bernard, gelijkgestemde zielen hebben elkaar in Griekenland gevonden. Nelly werd zijn levensgezellin, zijn echtgenote. Ze waren 35 jaar lang een warm koppel, vulden elkaar aan, hadden veel gezamenlijke interesses. Na het begijnhof nestelden ze zich in een statig herenhuis in de Leo Dartelaan. Het is een huis waar rust en vrede heerst. 

In 1996 wordt er in het Begijnhof onder impuls van Bernard en enkele bewoners een leesclub opgericht. Volgens Nelly de enig club waar Bernard ooit lid van werd. Bernard zelf besliste in 2017 de leesclub te verlaten, omdat zijn geheugen slechter wordt. Gedurende de 21 jaren dat hij naar de leesclub kwam, werden 190 boeken gelezen, besproken en becommentarieerd. Bernard bleef altijd bescheiden, hij formuleerde rustig en geargumenteerd zijn mening over een gelezen boek. Hij bleef een heer, een minzame rustige présence tussen die kwetterende vrouwen. De Leesclub komt nog iedere maand bijeen, maar we missen Bernard.

Enkele jaren geleden wordt bij Bernard de ziekte Lewy-body-dementie vastgesteld. Hij blijft er tevreden en blij uitzien. Verleden jaar in de winter gaan we samen wandelen rond de vijvers van de arkabdij.  De foto op de kaart dateert van toen. In 2020 komt zijn ziekte in een stroomversnelling. Nelly zorgt met veel genegenheid en liefde voor Bernard. In coronatijd zingt hij nog mee met de buren in de straat. Enkele weken later is hij rustig gestorven . 

Bernard, mijn trouwe vriend. 56 jaar heb ik jou gekend, we waren gehecht aan elkaar. Als Bernard iets moois zag, of als hij iets bijzonders beleefd had, of een schitterend boek had gelezen, dan waren zijn woorden: het is buitengewoon! 

Voor mij en wellicht voor velen van jullie, was vooral Bernard zelf Buiten-gewoon."


Na Magda Lambert sprak Prof. dr. Marc Vervenne, Ere-Rector van de KU Leuven en president van het Groot Begijnhof te Leuven een eerbetoon uit:




Voor de volledigheid hierna de volledige reactie op Facebook van klasgenoot Dirk Claerbout op de blog van die andere klasgenoot Philippe Clerick:

"Ontroerende, echte hommage die de waarheid geen onrecht aandoet door de onbetrouwbaarheid van ons geheugen. Ik bewaar aan Bernard heel warme herinneringen. Hij slaagde erin om mij beter te doen voelen. Als intern in het college te Menen voelde ik me echt niet goed, niet thuis, kortom ongelukkig. Als intern leerde ik Bernard reeds kennen in de derdes (nu 4de jaar) toen hij geregeld (wekelijks of minder vaak, dat weet ik zo goed niet meer) bezoekjes bracht aan de internen, ‘s avonds, in de bar van het college tussen half acht en half negen. Wat een verademing voor ons internen, de andere priester-leraars/subregenten waren cipiers die tegen hun gedacht op de werkvloer gedropt leken. Zijn rust, zijn zachtheid, zijn wijsheid zorgden ervoor dat ik me wat meer ging thuis voelen op het college. Ik ging de (college)wereld wat rooskleuriger zien. Elke ongelukkige dag was een verloren dag. Telkens ik Bernard zag, werd ik daaraan herinnerd. Het was aan mij om me beter te voelen i.p.v. me te wentelen in gevoelens van ongeluk. Ja, ik keek op naar Bernard, letterlijk, want Bernard was, zoals Philippe schrijft, een rijzige man. Bovendien liep hij altijd met de rug kaarsrecht, niet krampachtig gebocheld zoals veel malcontenten. Bernard verwoordde zijn ideeën en gevoelens met veel nuance. Ik herinner me ook zijn blik die wijd zag en omzichtig, niet wantrouwig, om zich heen keek, iets van het Latijnse ‘circumspicere’. Bernard was ook een beetje ’groen’ avant-la-lettre. Hij bestuurde geen wagen (en toch raakte hij overal, wat ik zeer bewonderde) en dat was een milieuvriendelijke reflex. Auto’s gingen ook niet zo snel vooruit wist hij ons eens te vertellen: als je alle werkuren om een auto te ontwerpen, te assembleren en te onderhouden erbij telde, dan haalde dat de gemiddelde snelheid flink naar beneden. Dat was een ideetje dat ik eens terloops hoorde en geen mantra waarmee hij tegen onze kapitalistische industrie ten strijde trok. Trouwens, strijden en vechten waren woorden die hij niet in de mond nam, die niet bij zijn natuur hoorden. Daar heb ik ook dikwijls aan gedacht en ik ben gelukkig met die gedachte. Je ijvert beter voor iets dan dat je er voor vecht. Bernard was priester maar niet klerikaal, daar keek ik echt naar op. Streven naar macht om de macht en de meedogenloze ambitie die daar aan de grond van ligt, het zijn geen leuke dingen en ze hebben al vele mensen diep ongelukkig gemaakt en hun persoonlijkheid aangetast. Ik herinner me ook een incident met de subregent van het internaat toen ik in de retorica zat. Op een vrijdagavond was er in het Menens atheneum een filmvoorstelling van ‘Elise ou la vraie vie’ naar de succesroman van Claire Etcherelli. Daar wou ik naartoe, maar dat mocht helemaal niet. Waarom eigenlijk? Was het om de inhoud van de film (een liefdesverhaal tussen een mooi jong Frans meisje met een mooie naam en een ’gastarbeider’, ten tijde van de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd) die te ’links’ of te gewaagd was (misschien belandde Elise met haar anderskleurige vriend wel in bed met het nodige functionele bloot!). Misschien was het dat, maar misschien was het dat ook niet. Misschien was het dit, zei Bernard heel rustig: het ‘odium loci’. Met het college naar een atheneum gaan, dat was misschien wel heel fout toen ..."

Ook een FB-reactie van nog een klasgenoot, Filip Desmet ...

"Met Katrien hier ver van huis al veel over Bernard gedacht: Katrien vooral over een mens "eerlijk en rechtvaardig, open en zachtaardig." Ik vooral over het onrecht dat hem is aangedaan. Hoe kan in godsnaam een mens een mens zoiets aandoen? Hem met 1 klap alles ontnemen wat hem zo dierbaar was. Op zijn uitvaart sprak oud-rector Vervenne daarover. En dan moet ik terugdenken aan onze acties van toen. En, neen Philippe, ik heb geen spijt. Van onze comité-vergaderingen in De Overkant of bij me thuis, van onze nachtelijke plaktochten, van de actie bij Mistero Buffo of het protest tegen de bisschop aan de St-Franciscus met mijn eerste uren in de cel. Het was ons niet 'om propaganda' te doen maar om eerlijke verontwaardiging. Tegen die achterbakse combine van jaloerse collega's, Menense notabelen en een paar verontruste ouders. Bernard was nu eenmaal niet hun beeld van een priester, een leraar, een collega, een mens. Een pamflet n.a.v. komende verkiezingen werd de druppel. En dus verenigde dat volk zich van katholiek tot liberaal, hun namen begonnen eigenaardig vaak met een D, om datgene af te nemen wat een mens het dierbaarst is: zijn werk, zijn omgeving, zijn vrienden, zijn stad. En ja, dan voel ik ook spijt. Als ik nu al die mensen hoor die Bernard zo hebben omarmd, dan besef ik dat we een veel ruimere actie hadden moeten maken. We dachten in onze jeugdige overmoed dat we harder moesten zijn, we hadden breder moeten zijn. Om sterker te zijn, misschien zelfs sterk genoeg om een groot mens het leven te gunnen dat hij heeft verdiend...".

... en een antwoord van Philippe Clerick:

"Ik heb ook geen spijt dat ik actie gevoerd heb, integendeel. Het is een dubbel gevoel. Blij dat ik iets gedaan heb voor Bernard, samen met de andere verontwaardigden, en schaamte dat ik tegelijk bezig was met politieke recuperatie. Ik herinner mij een vergadering met Ludo Martens - ik weet niet meer of jij daar bij was - die ons uitlegde hoe we het probleem van de afgedankte leraars moesten aanpakken. Hoe we er het ontslag van Ludo VG en Romain D bij moesten betrekken. Hoe we de slagzin moesten propageren: 'tegen de afdanking van communistische en progressieve leraars'. Ik herinner mij ook hoe ik geprobeerd heb Bernard te overtuigen om een interview te geven aan het blad van de Kommunistiese Jeugdbond.

De actie bij Mistero Buffo heb ik elk jaar in de klas verteld, in mijn lessen over theater.

Ik weet niet of onze acties te hard waren. Die aan de Sint-Franciscuskerk was misschien wat provocatorisch, maar het was ook de harde reactie erop die de perceptie bepaalde. Of we de actie breder hadden kunnen opzetten, weet ik evenmin, met de beperkte middelen en ervaring die we hadden.

...

Het stuk Mistero Buffo, waar Filip naar verwijst, gaat gedeeltelijk over die kloof tussen het optreden van Christus en dat van zijn kerk.

...

We hadden de acteurs op voorhand gecontacteerd en op de hoogte gebracht van de overplaatsing van Bernard. Op het moment in het stuk dat paus Bonifatius dreigt dat een opstandige priester met zijn tong aan een kerkdeur zal worden opgehangen, verwijst de acteur expliciet naar wat in Menen gebeurd was. Er kwam toen een geweldig applaus van de zaal. Achteraf heeft Jan Decleir opgeroepen om deel te nemen aan een discussie over het voorval. Ik meen mij te herinneren dat ik toen ook de microfoon genomen heb."

Om af te sluiten onze klasfoto uit 1973:


Bernard en de klasgenoten van links naar rechts: Dirk Desreumaux, Bernard Denys, Jean-Paul Soen, Tom Verschaeve, Dirk Claerbout, Filip Desmet, Geert Vanhauwaert, subregent, Philippe Clerick, Herve Mahieu, Frans Josson, Henri Tahon, Arnold Seynnaeve, Benjamin Mahieu, Jan Vercruysse, Luc Commeyne (overleden), Eddy Mahieu, Jan Vervaeke, Michel Nollet en Eddy Callewaert (overleden).

dinsdag 5 mei 2020

Toujours confiné à Ribérac


Bonjour à tous!
Aujourd'hui , nous sommes le 3 mai 2020, “Journée mondiale de la liberté de la presse”, l'occasion par excellence d'écrire. Peut-être agréable à lire d'autant plus que nous avons un peu plus de temps pour cela maintenant.
La politesse me dicte de d'abord me présenter, surtout que je suis venu d'un pays étranger, pas d'un pays éloigné, mais d'un pays voisin.
Je viens de la Belgique, le pays qui compte six gouvernements et six parlements. Dans ce petit pays aux trois langues officielles et deux cultures complètement différentes, il est tout à fait possible que le Premier Ministre se met à chanter la Marseillaise quand on lui demande de chanter la Brabançonne.
La Belgique a été fondée en 1830. Les deux derniers souverains du territoire avant l'indépendance n’ont pas tenu le coup très longtemps, les Français de 1792 à 1815 et les Hollandais de 1815 à 1830.
Les Français ont laissé leur code Napoléon, toujours d'application. Nous gardons sagement le silence sur la Bataille de Waterloo en 1815.
J'habitais en Flandre, dans la partie nord du pays, plus précisément à Wevelgem, à 3,4 km de la frontière française, d'Halluin, «Rien à déclarer».
Dans certaines communes, la frontière est située au milieu de la rue, à gauche la France, à droite la Belgique, rien à voir avec la politique. Les Français peuvent traverser la rue pour “faire” une “cabardouche” (du patois pour un bordel), car interdit en France, et les Belges peuvent traverser pour un combat de coqs, interdit en Belgique.
Wevelgem, vous dites?
Seuls les amateurs de vélo connaissent la commune. La classique Gand-Wevelgem, même une classique de l'UCI World Tour! La liste d'honneur répertorie trois vainqueurs français, et non des moindres. Jacques Anquetil en 1964, Bernard Hinault en 1977 et Philippe Gaumont en 1997.
Wevelgem, avec ses 31 000 habitants, dispose également d'une gare.
Pendant plus de quarante ans, j'ai fait la navette en train entre Wevelgem et Bruxelles, où j'étais employé par la SNCB, la SNCF de la Belgique. Toute ma carrière j’ai été actif dans le domaine des ressources humaines, les dernières années en tant que DRH du département Transport.
Dans ma commune natale, j'étais conseiller municipal pendant plus de 20 ans, dans l'opposition (VU – N-VA). Pour la majorité (ACW – CD&V), j'étais un peu “le pou dans la fourrure”, "le cheveu dans la soupe".
En avril 1999, un journal local a publié un joli article "Trouvez la faute!":
"En discutant le budget, un jeu amusant s’était produit, "Trouvez la faute!", entre l’adjoint au maire Jan Seynhaeve et Arnold Seynnaeve. Ce dernier aime les chiffres et les nombres et régulièrement il trouve - et au grand ennui de la majorité - des erreurs dans les calculs. L’adjoint au maire Seynhaeve, également pas opposé à une blague, avait caché volontairement une erreur dans le rapport d’exploitation et avait parié avec ses amis au café que son "ami-chiffre" ne la trouverait pas. Il a perdu le pari parce qu’ Arnold Seynnaeve trouvait la faute: "Je n'ai pas cherché plus loin car d'habitude il n'y a qu'une seule erreur, non?" Les deux ont ri de bon cœur et c'était l'ambiance au conseil municipal: critique mais constructive."
À partir du 1er mai 2015, j'ai pris ma retraite et peu de temps après mon épouse et moi avons déménagé définitivement à Ribérac.
On nous demande souvent pourquoi nous avons choisi la Dordogne et Ribérac.
Nous, en particulier Christine, connaissons cette belle région très bien depuis longtemps, cette région la plus ensoleillée de la France avec presque aucune pollution atmosphérique. Pendant l'un de nos voyages en 2013, nous sommes tombés sur la «maison bleue» à l'avenue de Royan, un endroit idéal avec un grand jardin et tous les commerces et services accessibles à pied.
Le confinement, cela n'était pas du tout prévu dans notre plan et certainement pas dans celui des salariés, des indépendants, des entrepreneurs et de toutes les personnes qui interviennent dans le secteur de la santé, à qui va notre plus grand respect!
Le confinement n'a pas beaucoup changé notre vie quotidienne, au contraire, nous en découvrons même les avantages: moins de trafic, moins de pollution, moins de bruit, davantage d'oiseaux et fini les appels téléphoniques ennuyeux sur l'isolation ou la mutuelle.
Un changement quand-même: nous faisons les courses maintenant avec l'équipement de protection nécessaire.
Travailler dans le jardin, "quand le temps le permet", je l’alterne avec des recherches que je fais pour mon livre que j'écris sur le gouvernement local dans ma région natale pendant la Seconde Guerre Mondiale, un travail de titan!
Lire ou écrire, je le recommande à tout le monde!
Entre-temps, restez en sécurité et bonne santé!
Arnold Seynnaeve.

zondag 26 mei 2019

Voor de eerste maal stemmen in Frankrijk ...


Frankrijk heeft een verschrikkelijk woord, vind ik, voor een verkiezing: "scrutin", ik huiver hier als ik het woord hoor op radio of TV, echter niet omdat ik niet van verkiezingen zou houden, dat weten velen onder jullie wel.

Maar dit terzijde.

Eerst even terug naar het vaderland. De Belgen in EU-landen zijn misnoegd omdat ze niet wisten dat ze zich (extra) moesten registreren voor de Europese verkiezingen. Dat meldt vrt.be. Het gevolg van een gebrekkige communicatie van Buitenlandse Zaken?

Velen dachten dat ze automatisch waren ingeschreven voor de Europese verkiezingen dankzij hun registratie voor de federale verkiezingen (dat is trouwens het geval voor Belgen die buiten de Europese Unie wonen). Niet dus. Geen registratie, geen stem voor de Europese verkiezingen.

Ofwel moest je je extra registreren ofwel moest je dat doen bij de lokale autoriteiten om te kunnen stemmen op de plaatselijke Europese lijsten van het land waar je woont. Dat laatste heb ik gedaan, al in 2015 toen we definitief verhuisden naar Frankrijk.

Ik heb wel mijn stem kunnen uitbrengen voor de federale verkiezingen, met de post. Toen ook al was er onduidelijkheid, over het al dan niet frankeren van de terug te sturen omslag met de uitgebrachte stem. Je moest de omslag zelf terugsturen maar betekende dat "gefrankeerd"?

De Dordognevrienden hadden dit ook al terecht opgemerkt, alsook het volgende.

Hoe veilig zijn onze adressen in onze ambassades?

Ik ontving een schrijven van Open VLD - hoe komen ze dus aan mijn adres? - en ze schrijven zelfs dat ik mij registreerde als kiezer en dus ik dus mee de richting kan bepalen van ons land en de EU.


Open VLD, gewoon niet doen ...

Zeer opmerkelijk ook, de brief was verstuurd vanuit Nederland en niet via Biepeust, het favoriet overheidsbedrijf van mijn vriend Dirk, een Oostenrijkse Menenaar.

Keren we terug naar de scrutin van de dag, hier enkel Europese verkiezingen en geen stemplicht.

Frankrijk heeft recht op 79 van de in totaal 705 Europese zitjes. Je kunt kiezen tussen 34 lijsten.
Hoe geheim verloopt het hier en hoe groot is het democratisch gehalte? 

De voorzitter van het bureau waar ik me moest aanmelden was de burgemeester, ja die moet blijkbaar werken op een verkiezingsdag en neen, hij was geen kandidaat.

Voor kandidaten, hoewel er 79 op een lijst staan, kan je hier niet kiezen, je kiest voor één van de 34 ingediende lijsten. Hoe doe je dat? Geen richtlijnen vooraf ontvangen ... 

Niet elektronisch of met het rode potlood zoals in mijn vroegere gemeente in het vaderland. Je begeeft je naar een tafel waarop alle verkiezingspamfletten uitgestald liggen, niet van alle partijen want ze hebben niet allemaal genoeg budget. Terwijl iedereen op zijn gemakje kan toekijken, neem je een pamfletje van één, of van enkele, of van alle partijen. Wat als je nu wil stemmen voor een partij die het geld niet had om eentje te drukken? Gewoon uitprinten vanop de site van de betrokken partij en meebrengen. Absolute geheimhouding voor wie je kan of niet wil stemmen verzekerd.


Eén van die pamfletjes stop je in een blauw omslagje, die daar ook ergens op een tafel liggen, in een met gordijntjes afgeschermd (!) kieshokje. De eventuele overige pamfletjes gooi je in de papierbak in het hokje.

Als je ze goed tegen mekaar zou houden, zou je gemakkelijk twee van zo'n envelopjes in de urne kunnen stoppen als de aandacht van de voorzitter even afgeleid wordt. Bij hem worden ook je registratie en identiteit gecontroleerd.

Leuk moet het ook zijn in de telbureaus wanneer de omslagjes geopend worden. Naar verluidt wordt iedereen vooraf gefouilleerd op vergeten, meegebrachte of rondslingerende pamfletjes ... gelukkig maar.

Voilà, even een stukje een ervaring tussendoor, het was lang geleden, nu terug naar het grotere werk, "Wevelgem in de Tweede Wereldoorlog".