vrijdag 22 september 2017

Sint-Pauluscollege Wevelgem (1967-1970)



Na het lager onderwijs volgt het middelbaar onderwijs in het Sint-Pauluscollege in Wevelgem, waar ik het 7de voorbereidend jaar A (1966-1967) aanvat met Gaston Herman als klastitularis.
Aan de vijver van het Sint-Pauluscollege

Gaston Herman geeft alle vakken, ook turnen.
Het examen turnen wordt afgenomen vooraan in de klas op de trede. Gewoon enkele buigoefeningen doen en klaar is kees en de punten toegekend.

Gaston doet ons enkele mnemotechnische middeltjes aan de hand. Hoe schrijf je "Washington"? De was hing boven de ton. 
L.O. wordt wel wat anders de volgende jaren als "tarzan" Rudiger Verschoore zijn intrede doet.

Handbalploeg van St-Paulus uit de tweede helft jaren 70, met onderaan in het midden met bril, mijn jongste broer Willem, naast hem Lorenzo Staelens, bovenste rij o.a. Rudy Ducoulombier en Hein Vanhaezebroock. Uiterst rechts "Tarzan" Rudiger. 


De fietsen worden nog niet gesloten als ze gestald staan aan het college. Op een middag ontbreekt mijn fiets in de fietsrekken, blijkt dat tarzan Rudi mijn fiets, met het hoogst staande zadel, gebruikt om naar de sporthalle te fietsen en blijft gebruiken. In die tijd kan dat nog allemaal.

De legendarische looptochten naar Lauwe blijven hangen in ieders herinnering, voor mij eindigen die steevast in wandeltochten.

Tarzan had het ook voor atletiek en de balsporten. Uitzondering was voetbal, daar blonk hij niet in uit. Een zeldzame keer stond voetbal op het programma in de les LO.

We leerden ook zwemmen, in het zwembadje van 12,5 meter aan de sporthalle rechtover café Barbara. Tarzan stond met de "trekker" in de hand, niet om te dweilen maar om je onder te duwen als hij zag dat je schrik had.
Ik begin, zoals vele klasgenoten, postzegels te verzamelen onder impuls van pater Veranneman, bij wie we met plezier gaan biechten, omdat we dan even de studie kunnen verlaten en nog wat over postzegels kunnen praten.
De postzegelverzameling van toen bezit ik nog steeds.
Met de klas maken we een interessante uitstap met de fiets naar oorlogsgebied 14-18, o.a. Wijtschate en we gaan op schoolreis naar Libramont en Orval.


Op schoolreis naar de Ardennen.

Op het einde van het schooljaar behaal ik een schitterend resultaat (het beste dat ik ooit behaald heb) en moeten we kiezen welke richting we zullen volgen het jaar erop: Latijn of Moderne.

Ik kies voor de Moderne richting maar word teruggefloten door directeur Decoene die me verplicht om de Latijnse te volgen. Zo geschiedt.


 
Het wordt dus de zesde Latijnse, in 1967-1968, met wijlen Guido Vandenberghe als klastitularis, van wie we Nederlands en Latijn krijgen.



We zijn het eerste jaar met de nieuwe uitspraak in het Latijn, de "c" en "ae" worden vanaf nu anders uitgesproken.

In klas zit ik naast Carl Scherpereel, ook een bakkerszoon, uit Lauwe. Hij leert me op de schoolbanken Willem Vermandere kennen. Bij de jeugd van White Star Lauwe staat Carl in het doel. In de vierdes hebben we onopgemerkt de Nederlandse vertaling van "De Bello Gallico" van Caesar bij ons in de les van 'supinum' Vergalle. Daar heeft de oudere zus van Carl voor gezorgd. Daar lezen we verderop nog iets over.
Elke dag worden de Latijnse woordjes erin gehamerd en overhoord, “pennen neer, briefjes op de hoek van de bank en doorgeven” herhaalt Guido iedere les.

Tien op tien betekent een groene duimspijker naast je naam op een bord, een nul betekent een zwarte. Motiveren heet dat.
Wiskunde krijgen we van Raymond Bonte, een specialist in het kleineren van diegenen die zijn les niet onder de knie hebben. Dat zijn de "kwabbernoten" volgens hem.

Deze keer zijn we het laatste jaar, van de klassieke wiskunde. Toch mogen we al even proeven van de "moderne" wiskunde en de Venn diagrammen. Dat is geen wiskunde meer in mijn ogen en zo leer je zeker niet rekenen, vind ik.

Leraar Monteyne is een groot vernieuwer op vlak van proefwerken. Hij organiseert het examen aardrijkskunde met open boek en in groep! Later nooit meer meegemaakt, jammer.

De “studiemeesters” zijn er van het soort met losse handjes: Miele Verstraete in het “hoger” en André Huys, van wie we later ook wiskunde en geschiedenis krijgen, in het “lager”.
Tussen twee “zemirs” door slaan en schoppen ze als ze zich geroepen voelen om de “orde” te handhaven en de rotte appels in de mand aan te pakken en te verwijderen. Vandaag zou je zoiets op de rechtbank mogen uitleggen.

Op een dag wordt Marc Meulemeester letterlijk uit de avondstudie geschopt omdat hij gezien geweest is met een meisje op een bank in het park.

Het bewuste meisje is, naar verluidt, de dochter van iemand die per fiets een soort "toezicht" houdt op het college en in "den hof", de gemeentelijke hovingen. Marc wordt uit het college weggestuurd, hij is de rotte appel in de mand die moet verdwijnen, geeft de directie als uitleg.

Ik ben getuige hoe Clem Desimpelaere op een andere dag door André Huys "afgeranseld" wordt.

Het zijn beruchte tijden voor het college. Op een avond wordt zelfs een deel van de speelkoer uitgebroken. De daders van toen worden niet gesnapt, de namen circuleren wel, ze lezen misschien nu nog mee.

We maken nog de tijd mee dat we op woensdagnamiddag (sport en studie) en zaterdagvoormiddag (vier lesuren) naar school moeten. Ook bestaat nog iets als avondstudie, tot ongeveer 19 uur.

Een zeldzame keer moet de studie niet gevolgd worden door fietsers die op meer dan 1 km van het college wonen, namelijk als het op de donkere herfst- of winterdagen zeer mistig is.

Ik herinner mij die keer dat Miele me aanspreekt vóór de studie met de boodschap dat ik naar huis mag. Mijn moeder had getelefoneerd dat ze ziek was en had gevraagd of ik kon vrijgesteld worden van studie om thuis de "winkel" te kunnen "doen".

Het collegesecretariaat heeft verder goeie connecties met eierkoekenfabrikant Decreton uit de Goudbergstraat in Wevelgem. Vóór de avondstudie kunnen we eierkoeken kopen, later komen daar ook nog snoepgoed en limonade bij.


De kans bestaat nog niet dat we zullen "toevetten", we zijn net nog genoeg in beweging en de fiets is het middel om overal naartoe te "gaan".

Volgens Carl Scherpereel, ik herinner het me niet meer, moet iedereen de zaterdagmiddag nog een toertje rond het college en de vijver lopen, als afsluiter van de schoolweek.

Fietsen, koersen doen we ook 's middags op de weg naar huis, om het middagmaal te nemen. De aankomst ligt aan de Nachtegaalstraat, waar de meesten wonen. We zijn mekaar waard.

André Huys is verder een prima leraar wiskunde maar kan nogal furieus uit de hoek komen.

Zijn zelfgemaakte maquette van het college, een meesterwerk met alles erop en eraan, zelfs verlichting, sloopt hij eigenhandig na een discussie met directeur Olivier.

André Huys

Op een dag wordt klasgenoot Geert "geste" Vanhauwaert gestraft en moet hij van Miele Verstraete de ganse studie buiten geknield zitten bij guur weer, in een tochtige ruimte tussen de studiezaal en de kapstokken.

De dag erop is Geert ziek en blijft hij weken lang afwezig: de ziekte van Bell, een ontsteking van de aangezichtszenuw waarbij zijn mond scheef getrokken wordt en hij zijn linkeroog niet meer toe krijgt.

Op "doktersbevel" moet Geert zijn haar laten groeien. In die tijd een zegen want we haten het om naar de kapper te gaan.

Bijna te plezierig zijn de lessen tekenen van Johan Huybrecht.
Sympathieke Johan maakt een bijna klassieke beginnersfout als leraar en zegt tijdens zijn eerste les in elke klas dat ze geen rolmopspot moeten meebrengen als schilderen op het programma staat.

Ik geef jullie te raden wat zijn bijnaam is geworden.

Hilarisch zijn ook de lessen godsdienst met seksuele voorlichting van priester-leraar “bibber” Georges Dujardin.

Eigenlijk heb je bijna medelijden met Georges, die zich ten volle geeft voor de collegegemeenschap.

Stefaan Florquin opent volledig zijn hemd tijdens zo’n les en zegt: “Dat is seks, Georges!”.

Dat laatste heb ik van horen zeggen want Stefaan zit in een andere klas.

We maken ook de jaarlijkse legendarische kaartenverkoop mee voor de prijskaarting.

De kaartenverkoop per klas wordt in beeld gebracht met vliegtuigjes die op een touwtje - een soort guirlande -  in de lucht hangen en vooruit schrijden naargelang de kaartenverkoop. De klas met het vliegtuigje dat het verst geraakt wint een prijs. Dat is goed gevonden van André Huyse.
Evenzeer heb ik zeer mooie herinneringen aan de boekenbeurs, jaarlijks georganiseerd in november.

Op 5 maart 1967 wordt jeugdclub "Ten Goudberge", als één van de eerste in Vlaanderen, opgestart onder impuls van bezieler Paul Leman. Dat moet gepromoot worden.

Het college laat ons de keuze, op woensdagnamiddag: sport of de jeugdclub. Enkelingen kiezen voor de jeugdclub, ik ben erbij.

We pingpongen en leren er roken, Visa en Zemir, de sigaretten die ook de subregenten roken in de studiezaal.

We luisteren ook naar de nieuwste hits op de jukebox, ik herinner me vooral “Ruby Tuesday” van de Stones.

Er worden geen alcoholische dranken verkocht.

Begin jaren 70 gaat de jeugdclub volledig in de vlammen op. Onvoldoende gedoofde sigaretten na een avondvergadering, volgens het parket.

Na de heropbouw en herinrichting wordt de jeugdclub later onze tweede thuis. Lange tijd wordt er ook geschaakt. Zelfs zware jongens zoals de Callewaerts worden ermee zoet gehouden.

Alle grote namen van de kleinkunst zien we er optreden: Zjef Vanuytsel, Willem Vermandere, Hugo Raspoet, Jan De Wilde, Alfred Den Ouden, Urbanus, ...

In het college mogen we in 1968 enkele dagen de straat op om te manifesteren voor "Leuven Vlaams", in Franstalig België vooral bekend als "Walen buiten".

Dit was duidelijk toegelaten en zelfs georkestreerd door de toenmalige directie want we wisten met moeite waarover het ging.

Op het einde van de zesde Latijnse - ik behaal opnieuw een mooi resultaat - moeten we kiezen: Grieks of wiskunde.

Plaatsen en punten zeggen niet alles. Niets is wat het lijkt. Wat je later wordt en doet is ook van belang.

Neem nu Hendrik "Rick" Poelman uit Lauwe, hij wijkt uit naar Vlaams-Brabant, studeert daarna bestuurswetenschappen en is op pensioen gegaan als commissaris na een loopbaan bij de politie in de hoofdstad en daarbuiten, als perfect tweetalige uiteraard.

De keuze die we moeten maken. Ik ga voor wiskunde en word deze keer niet tegengesproken.

In de vijfde Latijn-Wiskunde (1968-1969) wordt "kotje" René Eggermont onze klastitularis.

Hij is onze leraar Frans, ook het jaar daarna, en leert ons "Bonjour tristesse" van Françoise Sagan kennen.

De vrouw van René, Netje, houdt in de Lauwestraat een café open, de "Wagenmakerij". In plaats van naar de mis te gaan op zondag gaan we er pinten pakken. Dit is een doorn in het oog van het college.

Het schooljaar wordt afgesloten met de traditionele resultaten.



In het laatste jaar van het college, de vierde Latijn-Wiskunde (1969-1970), krijgen we Roger Duhamel als klastitularis, de broer van Paul, mijn meester van het tweede leerjaar.






Roger heeft een natuurlijk gezag en geeft geschiedenis en Nederlands.

Priester-leraar Alfons Bouckaert is onze leraar Latijn. Door weer en wind komt hij telkens van Menen gefietst om ons te onderwijzen in de taal van Caesar.

Als zijn schoenen doordrenkt zijn van de regen, loopt hij op zijn sokken rond, Latijnse schrijvers debiterend.

Als we een versie-oefening (vertaling van het Latijn naar het Nederlands) moeten maken, geeft hij ons de raad de vertaling eerst eens thuis voor te lezen, als de familieleden er niets van begrepen hebben, begin maar opnieuw.

Op het einde van het schooljaar wordt hij vervangen door "supinum".

In 1970 komt een gastleraar, boekhouder Roger Vandelanotte uit Wevelgem, ons wegwijs maken in de BTW, die wordt ingevoerd in België vanaf 1 januari 1971.

De leraars eten graag een vieruurtje op het college en de Wevelgemse bakkers hebben een beurtrol. Als het vaders week is lever ik 's middags 3 à 4 broden per dag, dat is veel vind ik maar goed voor de commerce.

In het depot Desimpelaere in de Kweekstraat koop ik mijn eerste single, Honky Tonk Woman van The Rolling Stones. Mijn eerste LP wordt Nashville Skyline van Bob Dylan.

Ik begin Cyriel Buysse te lezen in de vierde Latijnse, de romans met de rode kaft uit de bibliotheek.

Mijn favoriete romans zijn “’t Bolleken” en “Het Volle Leven”.

Ik associeer Buysse nog steeds met de muziek “Truth” van Jeff Beck.
Op een dag is de titel van het te maken opstel: "Bij de kapper". Roger Duhamel weet zijn titels te kiezen in tijden van aankomend lang haar.
Ik laat mij inspireren door de naturalistische stijl van Buysse en laat blijken dat ik niet graag naar de kapper ga. Roger kiest als beste opstel en hij leest het ook voor, dat van Franki Olieu. Franki, nochtans ook al een fan van lang haar, maakt van een kappersbezoek bijna een feest ... in zijn opstel.
Op einde van het laatste jaar in het Sint-Pauluscollege worden de resultaten en zoals steeds prijzen uitgedeeld.

Ik krijg de prijs "Firma PLUSH - Wevelgem", waarschijnlijk omdat mijn tante Marie-Joseph, zuster van mijn moeder, daar als secretaresse werkt.



Jan Vandenberghe bezorgde me foto's uit de periode 1977-1987 toen hij er subregent en leraar was:








Op 20 september 2022 werd in WZC De Groene Verte in Merkem hulde gebracht aan Georges Dujardin, de man in het wit - zittend centraal - voor 60 jaar priesterschap. Meteen een gezellige reünie en vrolijk weerzien van dertig enthousiaste mensen met een SPWE-verleden, al dan niet met partner. We zien meerdere boegbeelden van het Sint-Pauluscollege in Wevelgem: Paul Leman, Roger Duhamel, Norbert Moreel, Wilfried Declercq, Rudiger Verschoore, ...



Na het Sint-Pauluscollege zetten we samen, beste lezer, in een volgend stukje, de stap naar het Sint-Aloysiuscollege te Menen:

Freudiaanse versprekingen in het Sint-Aloysiuscollege

1 opmerking:

  1. Peter Debrouwere8 november 2017 om 20:52

    Een plezier om te lezen, deze geschiedenis van het Sint Pauluscollege. En heel herkenbaar, zelfs al was het al 1983 toen ik er les kreeg. Veel namen van jouw tijd waren er toen nog altijd: André Huys (wiskunde), Monteyne (aardrijkskunde). En je hebt gelijk : Roger Duhamel had een soort natuurlijk charisma, straalde zo'n rust uit. Hij was in mijn tijd toen directeur dacht ik. En zelfs (heel veel) later toen ik met hem in de Spaanse les zat, was het nog altijd een plezier om met hem te praten.
    Respect !
    En ja : tijden veranderen. Roken mocht toen bijna overal. De leerkrachten toch...

    BeantwoordenVerwijderen