dinsdag 11 augustus 2020

In Memoriam Bernard Denys


Bernard Denys overleed te Leuven op 15 juli 2020.

Hij was klastitularis van de retorica in het Sint-Aloysiuscollege te Menen van 1963 tot 1974.

We namen afscheid van Bernard op 24 juli 2020 in de Sint-Jan-de-Doperkerk in het Groot Begijnhof te Leuven.

Magda Lambert, afkomstig uit de Nachtegaalstraat te Wevelgem, nam er het woord:

"Beste Nelly, 
Beste familie en vrienden van Bernard, 

Bernard Albert Jan Maria Denys werd geboren op 10 januari 1934 in Roeselare, als eerste kind van Clara Van Damme en Jan Denys. Er zouden nog 4 jongens volgen. 

Het ouderlijk huis stond op de Grote Markt van Roeselare, op een boogscheut van het Klein Seminarie waar Bernard uiteraard naar school ging. Na zijn humaniora werd hij seminarist in Brugge. Hij ging ervan uit dat hij in de rol van priester de samenleving het best van dienst zou kunnen zijn. Na zijn opleiding kon hij naar Leuven gaan studeren. Hij had graag geschiedenis gevolgd, maar het bisdom besliste er anders over, het werd klassieke filologie. Geschiedenis is voor Bernard zijn hele leven een passie gebleven. 

In 1962 werd hij aangesteld als leraar in het Sint-Amandscollege in Kortrijk. Na 1 jaar werd hij overgeplaatst naar het Bisschoppelijk college Sint-Aloysius in Menen. Het werd een schitterende tijd voor Bernard. 

Arnold Seynnaeve een oud-leerling van de retorica van 1973 schrijft in zijn gedenkschriften (hier klikken): “Onze klastitularis in de retorica is "Narre" of "den Dennis". Bernard Denys geeft Latijn, Grieks, Frans, godsdienst en kunstgeschiedenis. Een betere klastitularis kan je je niet indenken.” 

Philippe Clerick schrijft op zijn blog (hier klikken): "Op het einde van het schooljaar laat Meester een liedje horen van Zjef Vanuytsel, "Ik Weet Wel Mijn Lief". Hij zei daar dan bij dat hij als priester geen lief had, maar dat zijn klas die rol een beetje overnam, lief stond voor “klas”. 

En tenslotte Dirk Claerbout: "Ik keek op naar Bernard, letterlijk, want Bernard was een rijzige man, die liep met de rug kaarsrecht. Ik herinner mij zijn blik die wijd om zich heen keek, niet wantrouwig, met iets van het latijnse circumspicere. En hij verwoordde zijn ideeën en gevoelens met veel nuance."

Ere-Rector Vervenne, zelf oud-leerling van Bernard, zal straks iets meer vertellen over de betekenis van Bernard gedurende die 11 jaar in het college. 

Doorheen heel het leven van Bernard was er voor hem een onschatbare ankerplek, de Klokkeput. 

De klokkeput, een voormalige landelijke herberg, op de schreve tussen België en Frankrijk, in Leisele, niet ver van Hondschote. De klokkeput is voor velen een nostalgische  plek met schitterende herinneringen. Oudjaar vieren, de knisperende houtkachel, slapen op matrassen op de grond, iets drinken in de Haezepoel, zomerse wandelingen maken in de streek tussen de akkers met de kerktorens als kompas. Het waren stuk voor stuk memorabele momenten en nu hartverwarmende herinneringen. 

De klokkeput is er nog altijd. Alles straalt er naar Bernard. Misschien moeten we allen, tenminste als Nelly dat ziet zitten, en wanneer we gevaccineerd zijn tegen corona, eens op een 15de juli, teruggaan naar die unieke  plek. De klokkeput, dat is Bernard. 

In de vakantie van 1974 wordt hij ontboden bij de Bisschop van Brugge. Bernard mocht niet blijven in het college en werd overgeplaatst als godsdienstleraar in het Atheneum van Oostende. Een bittere pil om te slikken. Hij verhuisde naar Oostende, De stad aan zee.

Voor Bernard was enkel godsdienstleraar zijn in het Atheneum, na zijn heuglijke tijd in het college van Menen, iets onwezenlijk. 

Bernard hield goede contacten met zijn oud-leerlingen en zocht hen regelmatig op in Leuven. Zo heeft hij ook Christine, in die tijd studente Romaanse filologie, leren kennen. Zijn leven werd anders, maar het ontbrak hem aan tevredenheid in zijn job. 

Bij gelegenheid spraken wij over de toekomst. Hij vertelde dat een aanstelling als leraar in een andere katholieke school uitgesloten was. Die deur was potdicht. Welke jobmogelijkheden waren er nog? Het toeval wil dat er in 1977 een vacature is voor het onthaal van buitenlandse studenten aan de KU Leuven. Bernard was geïnteresseerd in andere culturen, had veel gereisd, sprak verschillende talen, ging graag met jonge mensen om. Uiteindelijk solliciteerde hij en kreeg de opdracht. Drie jaar later, in 1980, wordt hij aangesteld als Directeur van het Groot Begijnhof in Leuven. Een gekoesterde droom ging in vervulling. 

Bernard schrijft zich in 1985 in voor een groepsreis naar Griekenland. Vooral jonge mensen reizen mee, ook Nelly. Nelly en Bernard, gelijkgestemde zielen hebben elkaar in Griekenland gevonden. Nelly werd zijn levensgezellin, zijn echtgenote. Ze waren 35 jaar lang een warm koppel, vulden elkaar aan, hadden veel gezamenlijke interesses. Na het begijnhof nestelden ze zich in een statig herenhuis in de Leo Dartelaan. Het is een huis waar rust en vrede heerst. 

In 1996 wordt er in het Begijnhof onder impuls van Bernard en enkele bewoners een leesclub opgericht. Volgens Nelly de enig club waar Bernard ooit lid van werd. Bernard zelf besliste in 2017 de leesclub te verlaten, omdat zijn geheugen slechter wordt. Gedurende de 21 jaren dat hij naar de leesclub kwam, werden 190 boeken gelezen, besproken en becommentarieerd. Bernard bleef altijd bescheiden, hij formuleerde rustig en geargumenteerd zijn mening over een gelezen boek. Hij bleef een heer, een minzame rustige présence tussen die kwetterende vrouwen. De Leesclub komt nog iedere maand bijeen, maar we missen Bernard.

Enkele jaren geleden wordt bij Bernard de ziekte Lewy-body-dementie vastgesteld. Hij blijft er tevreden en blij uitzien. Verleden jaar in de winter gaan we samen wandelen rond de vijvers van de arkabdij.  De foto op de kaart dateert van toen. In 2020 komt zijn ziekte in een stroomversnelling. Nelly zorgt met veel genegenheid en liefde voor Bernard. In coronatijd zingt hij nog mee met de buren in de straat. Enkele weken later is hij rustig gestorven . 

Bernard, mijn trouwe vriend. 56 jaar heb ik jou gekend, we waren gehecht aan elkaar. Als Bernard iets moois zag, of als hij iets bijzonders beleefd had, of een schitterend boek had gelezen, dan waren zijn woorden: het is buitengewoon! 

Voor mij en wellicht voor velen van jullie, was vooral Bernard zelf Buiten-gewoon."


Na Magda Lambert sprak Prof. dr. Marc Vervenne, Ere-Rector van de KU Leuven en president van het Groot Begijnhof te Leuven een eerbetoon uit:




Voor de volledigheid hierna de volledige reactie op Facebook van klasgenoot Dirk Claerbout op de blog van die andere klasgenoot Philippe Clerick:

"Ontroerende, echte hommage die de waarheid geen onrecht aandoet door de onbetrouwbaarheid van ons geheugen. Ik bewaar aan Bernard heel warme herinneringen. Hij slaagde erin om mij beter te doen voelen. Als intern in het college te Menen voelde ik me echt niet goed, niet thuis, kortom ongelukkig. Als intern leerde ik Bernard reeds kennen in de derdes (nu 4de jaar) toen hij geregeld (wekelijks of minder vaak, dat weet ik zo goed niet meer) bezoekjes bracht aan de internen, ‘s avonds, in de bar van het college tussen half acht en half negen. Wat een verademing voor ons internen, de andere priester-leraars/subregenten waren cipiers die tegen hun gedacht op de werkvloer gedropt leken. Zijn rust, zijn zachtheid, zijn wijsheid zorgden ervoor dat ik me wat meer ging thuis voelen op het college. Ik ging de (college)wereld wat rooskleuriger zien. Elke ongelukkige dag was een verloren dag. Telkens ik Bernard zag, werd ik daaraan herinnerd. Het was aan mij om me beter te voelen i.p.v. me te wentelen in gevoelens van ongeluk. Ja, ik keek op naar Bernard, letterlijk, want Bernard was, zoals Philippe schrijft, een rijzige man. Bovendien liep hij altijd met de rug kaarsrecht, niet krampachtig gebocheld zoals veel malcontenten. Bernard verwoordde zijn ideeën en gevoelens met veel nuance. Ik herinner me ook zijn blik die wijd zag en omzichtig, niet wantrouwig, om zich heen keek, iets van het Latijnse ‘circumspicere’. Bernard was ook een beetje ’groen’ avant-la-lettre. Hij bestuurde geen wagen (en toch raakte hij overal, wat ik zeer bewonderde) en dat was een milieuvriendelijke reflex. Auto’s gingen ook niet zo snel vooruit wist hij ons eens te vertellen: als je alle werkuren om een auto te ontwerpen, te assembleren en te onderhouden erbij telde, dan haalde dat de gemiddelde snelheid flink naar beneden. Dat was een ideetje dat ik eens terloops hoorde en geen mantra waarmee hij tegen onze kapitalistische industrie ten strijde trok. Trouwens, strijden en vechten waren woorden die hij niet in de mond nam, die niet bij zijn natuur hoorden. Daar heb ik ook dikwijls aan gedacht en ik ben gelukkig met die gedachte. Je ijvert beter voor iets dan dat je er voor vecht. Bernard was priester maar niet klerikaal, daar keek ik echt naar op. Streven naar macht om de macht en de meedogenloze ambitie die daar aan de grond van ligt, het zijn geen leuke dingen en ze hebben al vele mensen diep ongelukkig gemaakt en hun persoonlijkheid aangetast. Ik herinner me ook een incident met de subregent van het internaat toen ik in de retorica zat. Op een vrijdagavond was er in het Menens atheneum een filmvoorstelling van ‘Elise ou la vraie vie’ naar de succesroman van Claire Etcherelli. Daar wou ik naartoe, maar dat mocht helemaal niet. Waarom eigenlijk? Was het om de inhoud van de film (een liefdesverhaal tussen een mooi jong Frans meisje met een mooie naam en een ’gastarbeider’, ten tijde van de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd) die te ’links’ of te gewaagd was (misschien belandde Elise met haar anderskleurige vriend wel in bed met het nodige functionele bloot!). Misschien was het dat, maar misschien was het dat ook niet. Misschien was het dit, zei Bernard heel rustig: het ‘odium loci’. Met het college naar een atheneum gaan, dat was misschien wel heel fout toen ..."

Ook een FB-reactie van nog een klasgenoot, Filip Desmet ...

"Met Katrien hier ver van huis al veel over Bernard gedacht: Katrien vooral over een mens "eerlijk en rechtvaardig, open en zachtaardig." Ik vooral over het onrecht dat hem is aangedaan. Hoe kan in godsnaam een mens een mens zoiets aandoen? Hem met 1 klap alles ontnemen wat hem zo dierbaar was. Op zijn uitvaart sprak oud-rector Vervenne daarover. En dan moet ik terugdenken aan onze acties van toen. En, neen Philippe, ik heb geen spijt. Van onze comité-vergaderingen in De Overkant of bij me thuis, van onze nachtelijke plaktochten, van de actie bij Mistero Buffo of het protest tegen de bisschop aan de St-Franciscus met mijn eerste uren in de cel. Het was ons niet 'om propaganda' te doen maar om eerlijke verontwaardiging. Tegen die achterbakse combine van jaloerse collega's, Menense notabelen en een paar verontruste ouders. Bernard was nu eenmaal niet hun beeld van een priester, een leraar, een collega, een mens. Een pamflet n.a.v. komende verkiezingen werd de druppel. En dus verenigde dat volk zich van katholiek tot liberaal, hun namen begonnen eigenaardig vaak met een D, om datgene af te nemen wat een mens het dierbaarst is: zijn werk, zijn omgeving, zijn vrienden, zijn stad. En ja, dan voel ik ook spijt. Als ik nu al die mensen hoor die Bernard zo hebben omarmd, dan besef ik dat we een veel ruimere actie hadden moeten maken. We dachten in onze jeugdige overmoed dat we harder moesten zijn, we hadden breder moeten zijn. Om sterker te zijn, misschien zelfs sterk genoeg om een groot mens het leven te gunnen dat hij heeft verdiend...".

... en een antwoord van Philippe Clerick:

"Ik heb ook geen spijt dat ik actie gevoerd heb, integendeel. Het is een dubbel gevoel. Blij dat ik iets gedaan heb voor Bernard, samen met de andere verontwaardigden, en schaamte dat ik tegelijk bezig was met politieke recuperatie. Ik herinner mij een vergadering met Ludo Martens - ik weet niet meer of jij daar bij was - die ons uitlegde hoe we het probleem van de afgedankte leraars moesten aanpakken. Hoe we er het ontslag van Ludo VG en Romain D bij moesten betrekken. Hoe we de slagzin moesten propageren: 'tegen de afdanking van communistische en progressieve leraars'. Ik herinner mij ook hoe ik geprobeerd heb Bernard te overtuigen om een interview te geven aan het blad van de Kommunistiese Jeugdbond.

De actie bij Mistero Buffo heb ik elk jaar in de klas verteld, in mijn lessen over theater.

Ik weet niet of onze acties te hard waren. Die aan de Sint-Franciscuskerk was misschien wat provocatorisch, maar het was ook de harde reactie erop die de perceptie bepaalde. Of we de actie breder hadden kunnen opzetten, weet ik evenmin, met de beperkte middelen en ervaring die we hadden.

...

Het stuk Mistero Buffo, waar Filip naar verwijst, gaat gedeeltelijk over die kloof tussen het optreden van Christus en dat van zijn kerk.

...

We hadden de acteurs op voorhand gecontacteerd en op de hoogte gebracht van de overplaatsing van Bernard. Op het moment in het stuk dat paus Bonifatius dreigt dat een opstandige priester met zijn tong aan een kerkdeur zal worden opgehangen, verwijst de acteur expliciet naar wat in Menen gebeurd was. Er kwam toen een geweldig applaus van de zaal. Achteraf heeft Jan Decleir opgeroepen om deel te nemen aan een discussie over het voorval. Ik meen mij te herinneren dat ik toen ook de microfoon genomen heb."

Om af te sluiten onze klasfoto uit 1973:


Bernard en de klasgenoten van links naar rechts: Dirk Desreumaux, Bernard Denys, Jean-Paul Soen, Tom Verschaeve, Dirk Claerbout, Filip Desmet, Geert Vanhauwaert, subregent, Philippe Clerick, Herve Mahieu, Frans Josson, Henri Tahon, Arnold Seynnaeve, Benjamin Mahieu, Jan Vercruysse, Luc Commeyne (overleden), Eddy Mahieu, Jan Vervaeke, Michel Nollet en Eddy Callewaert (overleden).

dinsdag 5 mei 2020

Toujours confiné à Ribérac


Bonjour à tous!
Aujourd'hui , nous sommes le 3 mai 2020, “Journée mondiale de la liberté de la presse”, l'occasion par excellence d'écrire. Peut-être agréable à lire d'autant plus que nous avons un peu plus de temps pour cela maintenant.
La politesse me dicte de d'abord me présenter, surtout que je suis venu d'un pays étranger, pas d'un pays éloigné, mais d'un pays voisin.
Je viens de la Belgique, le pays qui compte six gouvernements et six parlements. Dans ce petit pays aux trois langues officielles et deux cultures complètement différentes, il est tout à fait possible que le Premier Ministre se met à chanter la Marseillaise quand on lui demande de chanter la Brabançonne.
La Belgique a été fondée en 1830. Les deux derniers souverains du territoire avant l'indépendance n’ont pas tenu le coup très longtemps, les Français de 1792 à 1815 et les Hollandais de 1815 à 1830.
Les Français ont laissé leur code Napoléon, toujours d'application. Nous gardons sagement le silence sur la Bataille de Waterloo en 1815.
J'habitais en Flandre, dans la partie nord du pays, plus précisément à Wevelgem, à 3,4 km de la frontière française, d'Halluin, «Rien à déclarer».
Dans certaines communes, la frontière est située au milieu de la rue, à gauche la France, à droite la Belgique, rien à voir avec la politique. Les Français peuvent traverser la rue pour “faire” une “cabardouche” (du patois pour un bordel), car interdit en France, et les Belges peuvent traverser pour un combat de coqs, interdit en Belgique.
Wevelgem, vous dites?
Seuls les amateurs de vélo connaissent la commune. La classique Gand-Wevelgem, même une classique de l'UCI World Tour! La liste d'honneur répertorie trois vainqueurs français, et non des moindres. Jacques Anquetil en 1964, Bernard Hinault en 1977 et Philippe Gaumont en 1997.
Wevelgem, avec ses 31 000 habitants, dispose également d'une gare.
Pendant plus de quarante ans, j'ai fait la navette en train entre Wevelgem et Bruxelles, où j'étais employé par la SNCB, la SNCF de la Belgique. Toute ma carrière j’ai été actif dans le domaine des ressources humaines, les dernières années en tant que DRH du département Transport.
Dans ma commune natale, j'étais conseiller municipal pendant plus de 20 ans, dans l'opposition (VU – N-VA). Pour la majorité (ACW – CD&V), j'étais un peu “le pou dans la fourrure”, "le cheveu dans la soupe".
En avril 1999, un journal local a publié un joli article "Trouvez la faute!":
"En discutant le budget, un jeu amusant s’était produit, "Trouvez la faute!", entre l’adjoint au maire Jan Seynhaeve et Arnold Seynnaeve. Ce dernier aime les chiffres et les nombres et régulièrement il trouve - et au grand ennui de la majorité - des erreurs dans les calculs. L’adjoint au maire Seynhaeve, également pas opposé à une blague, avait caché volontairement une erreur dans le rapport d’exploitation et avait parié avec ses amis au café que son "ami-chiffre" ne la trouverait pas. Il a perdu le pari parce qu’ Arnold Seynnaeve trouvait la faute: "Je n'ai pas cherché plus loin car d'habitude il n'y a qu'une seule erreur, non?" Les deux ont ri de bon cœur et c'était l'ambiance au conseil municipal: critique mais constructive."
À partir du 1er mai 2015, j'ai pris ma retraite et peu de temps après mon épouse et moi avons déménagé définitivement à Ribérac.
On nous demande souvent pourquoi nous avons choisi la Dordogne et Ribérac.
Nous, en particulier Christine, connaissons cette belle région très bien depuis longtemps, cette région la plus ensoleillée de la France avec presque aucune pollution atmosphérique. Pendant l'un de nos voyages en 2013, nous sommes tombés sur la «maison bleue» à l'avenue de Royan, un endroit idéal avec un grand jardin et tous les commerces et services accessibles à pied.
Le confinement, cela n'était pas du tout prévu dans notre plan et certainement pas dans celui des salariés, des indépendants, des entrepreneurs et de toutes les personnes qui interviennent dans le secteur de la santé, à qui va notre plus grand respect!
Le confinement n'a pas beaucoup changé notre vie quotidienne, au contraire, nous en découvrons même les avantages: moins de trafic, moins de pollution, moins de bruit, davantage d'oiseaux et fini les appels téléphoniques ennuyeux sur l'isolation ou la mutuelle.
Un changement quand-même: nous faisons les courses maintenant avec l'équipement de protection nécessaire.
Travailler dans le jardin, "quand le temps le permet", je l’alterne avec des recherches que je fais pour mon livre que j'écris sur le gouvernement local dans ma région natale pendant la Seconde Guerre Mondiale, un travail de titan!
Lire ou écrire, je le recommande à tout le monde!
Entre-temps, restez en sécurité et bonne santé!
Arnold Seynnaeve.