vrijdag 22 september 2017

Sint-Pauluscollege Wevelgem (1967-1970)



Na het lager onderwijs volgt het middelbaar onderwijs in het Sint-Pauluscollege in Wevelgem, waar ik het 7de voorbereidend jaar A (1966-1967) aanvat met Gaston Herman als klastitularis.
Aan de vijver van het Sint-Pauluscollege

Gaston Herman geeft alle vakken, ook turnen.
Het examen turnen wordt afgenomen vooraan in de klas op de trede. Gewoon enkele buigoefeningen doen en klaar is kees en de punten toegekend.

Gaston doet ons enkele mnemotechnische middeltjes aan de hand. Hoe schrijf je "Washington"? De was hing boven de ton. 
L.O. wordt wel wat anders de volgende jaren als "tarzan" Rudiger Verschoore zijn intrede doet.

Handbalploeg van St-Paulus uit de tweede helft jaren 70, met onderaan in het midden met bril, mijn jongste broer Willem, naast hem Lorenzo Staelens, bovenste rij o.a. Rudy Ducoulombier en Hein Vanhaezebroock. Uiterst rechts "Tarzan" Rudiger. 


De fietsen worden nog niet gesloten als ze gestald staan aan het college. Op een middag ontbreekt mijn fiets in de fietsrekken, blijkt dat tarzan Rudi mijn fiets, met het hoogst staande zadel, gebruikt om naar de sporthalle te fietsen en blijft gebruiken. In die tijd kan dat nog allemaal.

De legendarische looptochten naar Lauwe blijven hangen in ieders herinnering, voor mij eindigen die steevast in wandeltochten.

Tarzan had het ook voor atletiek en de balsporten. Uitzondering was voetbal, daar blonk hij niet in uit. Een zeldzame keer stond voetbal op het programma in de les LO.

We leerden ook zwemmen, in het zwembadje van 12,5 meter aan de sporthalle rechtover café Barbara. Tarzan stond met de "trekker" in de hand, niet om te dweilen maar om je onder te duwen als hij zag dat je schrik had.
Ik begin, zoals vele klasgenoten, postzegels te verzamelen onder impuls van pater Veranneman, bij wie we met plezier gaan biechten, omdat we dan even de studie kunnen verlaten en nog wat over postzegels kunnen praten.
De postzegelverzameling van toen bezit ik nog steeds.
Met de klas maken we een interessante uitstap met de fiets naar oorlogsgebied 14-18, o.a. Wijtschate en we gaan op schoolreis naar Libramont en Orval.


Op schoolreis naar de Ardennen.

Op het einde van het schooljaar behaal ik een schitterend resultaat (het beste dat ik ooit behaald heb) en moeten we kiezen welke richting we zullen volgen het jaar erop: Latijn of Moderne.

Ik kies voor de Moderne richting maar word teruggefloten door directeur Decoene die me verplicht om de Latijnse te volgen. Zo geschiedt.


 
Het wordt dus de zesde Latijnse, in 1967-1968, met wijlen Guido Vandenberghe als klastitularis, van wie we Nederlands en Latijn krijgen.



We zijn het eerste jaar met de nieuwe uitspraak in het Latijn, de "c" en "ae" worden vanaf nu anders uitgesproken.

In klas zit ik naast Carl Scherpereel, ook een bakkerszoon, uit Lauwe. Hij leert me op de schoolbanken Willem Vermandere kennen. Bij de jeugd van White Star Lauwe staat Carl in het doel. In de vierdes hebben we onopgemerkt de Nederlandse vertaling van "De Bello Gallico" van Caesar bij ons in de les van 'supinum' Vergalle. Daar heeft de oudere zus van Carl voor gezorgd. Daar lezen we verderop nog iets over.
Elke dag worden de Latijnse woordjes erin gehamerd en overhoord, “pennen neer, briefjes op de hoek van de bank en doorgeven” herhaalt Guido iedere les.

Tien op tien betekent een groene duimspijker naast je naam op een bord, een nul betekent een zwarte. Motiveren heet dat.
Wiskunde krijgen we van Raymond Bonte, een specialist in het kleineren van diegenen die zijn les niet onder de knie hebben. Dat zijn de "kwabbernoten" volgens hem.

Deze keer zijn we het laatste jaar, van de klassieke wiskunde. Toch mogen we al even proeven van de "moderne" wiskunde en de Venn diagrammen. Dat is geen wiskunde meer in mijn ogen en zo leer je zeker niet rekenen, vind ik.

Leraar Monteyne is een groot vernieuwer op vlak van proefwerken. Hij organiseert het examen aardrijkskunde met open boek en in groep! Later nooit meer meegemaakt, jammer.

De “studiemeesters” zijn er van het soort met losse handjes: Miele Verstraete in het “hoger” en André Huys, van wie we later ook wiskunde en geschiedenis krijgen, in het “lager”.
Tussen twee “zemirs” door slaan en schoppen ze als ze zich geroepen voelen om de “orde” te handhaven en de rotte appels in de mand aan te pakken en te verwijderen. Vandaag zou je zoiets op de rechtbank mogen uitleggen.

Op een dag wordt Marc Meulemeester letterlijk uit de avondstudie geschopt omdat hij gezien geweest is met een meisje op een bank in het park.

Het bewuste meisje is, naar verluidt, de dochter van iemand die per fiets een soort "toezicht" houdt op het college en in "den hof", de gemeentelijke hovingen. Marc wordt uit het college weggestuurd, hij is de rotte appel in de mand die moet verdwijnen, geeft de directie als uitleg.

Ik ben getuige hoe Clem Desimpelaere op een andere dag door André Huys "afgeranseld" wordt.

Het zijn beruchte tijden voor het college. Op een avond wordt zelfs een deel van de speelkoer uitgebroken. De daders van toen worden niet gesnapt, de namen circuleren wel, ze lezen misschien nu nog mee.

We maken nog de tijd mee dat we op woensdagnamiddag (sport en studie) en zaterdagvoormiddag (vier lesuren) naar school moeten. Ook bestaat nog iets als avondstudie, tot ongeveer 19 uur.

Een zeldzame keer moet de studie niet gevolgd worden door fietsers die op meer dan 1 km van het college wonen, namelijk als het op de donkere herfst- of winterdagen zeer mistig is.

Ik herinner mij die keer dat Miele me aanspreekt vóór de studie met de boodschap dat ik naar huis mag. Mijn moeder had getelefoneerd dat ze ziek was en had gevraagd of ik kon vrijgesteld worden van studie om thuis de "winkel" te kunnen "doen".

Het collegesecretariaat heeft verder goeie connecties met eierkoekenfabrikant Decreton uit de Goudbergstraat in Wevelgem. Vóór de avondstudie kunnen we eierkoeken kopen, later komen daar ook nog snoepgoed en limonade bij.


De kans bestaat nog niet dat we zullen "toevetten", we zijn net nog genoeg in beweging en de fiets is het middel om overal naartoe te "gaan".

Volgens Carl Scherpereel, ik herinner het me niet meer, moet iedereen de zaterdagmiddag nog een toertje rond het college en de vijver lopen, als afsluiter van de schoolweek.

Fietsen, koersen doen we ook 's middags op de weg naar huis, om het middagmaal te nemen. De aankomst ligt aan de Nachtegaalstraat, waar de meesten wonen. We zijn mekaar waard.

André Huys is verder een prima leraar wiskunde maar kan nogal furieus uit de hoek komen.

Zijn zelfgemaakte maquette van het college, een meesterwerk met alles erop en eraan, zelfs verlichting, sloopt hij eigenhandig na een discussie met directeur Olivier.

André Huys

Op een dag wordt klasgenoot Geert "geste" Vanhauwaert gestraft en moet hij van Miele Verstraete de ganse studie buiten geknield zitten bij guur weer, in een tochtige ruimte tussen de studiezaal en de kapstokken.

De dag erop is Geert ziek en blijft hij weken lang afwezig: de ziekte van Bell, een ontsteking van de aangezichtszenuw waarbij zijn mond scheef getrokken wordt en hij zijn linkeroog niet meer toe krijgt.

Op "doktersbevel" moet Geert zijn haar laten groeien. In die tijd een zegen want we haten het om naar de kapper te gaan.

Bijna te plezierig zijn de lessen tekenen van Johan Huybrecht.
Sympathieke Johan maakt een bijna klassieke beginnersfout als leraar en zegt tijdens zijn eerste les in elke klas dat ze geen rolmopspot moeten meebrengen als schilderen op het programma staat.

Ik geef jullie te raden wat zijn bijnaam is geworden.

Hilarisch zijn ook de lessen godsdienst met seksuele voorlichting van priester-leraar “bibber” Georges Dujardin.

Eigenlijk heb je bijna medelijden met Georges, die zich ten volle geeft voor de collegegemeenschap.

Stefaan Florquin opent volledig zijn hemd tijdens zo’n les en zegt: “Dat is seks, Georges!”.

Dat laatste heb ik van horen zeggen want Stefaan zit in een andere klas.

We maken ook de jaarlijkse legendarische kaartenverkoop mee voor de prijskaarting.

De kaartenverkoop per klas wordt in beeld gebracht met vliegtuigjes die op een touwtje - een soort guirlande -  in de lucht hangen en vooruit schrijden naargelang de kaartenverkoop. De klas met het vliegtuigje dat het verst geraakt wint een prijs. Dat is goed gevonden van André Huyse.
Evenzeer heb ik zeer mooie herinneringen aan de boekenbeurs, jaarlijks georganiseerd in november.

Op 5 maart 1967 wordt jeugdclub "Ten Goudberge", als één van de eerste in Vlaanderen, opgestart onder impuls van bezieler Paul Leman. Dat moet gepromoot worden.

Het college laat ons de keuze, op woensdagnamiddag: sport of de jeugdclub. Enkelingen kiezen voor de jeugdclub, ik ben erbij.

We pingpongen en leren er roken, Visa en Zemir, de sigaretten die ook de subregenten roken in de studiezaal.

We luisteren ook naar de nieuwste hits op de jukebox, ik herinner me vooral “Ruby Tuesday” van de Stones.

Er worden geen alcoholische dranken verkocht.

Begin jaren 70 gaat de jeugdclub volledig in de vlammen op. Onvoldoende gedoofde sigaretten na een avondvergadering, volgens het parket.

Na de heropbouw en herinrichting wordt de jeugdclub later onze tweede thuis. Lange tijd wordt er ook geschaakt. Zelfs zware jongens zoals de Callewaerts worden ermee zoet gehouden.

Alle grote namen van de kleinkunst zien we er optreden: Zjef Vanuytsel, Willem Vermandere, Hugo Raspoet, Jan De Wilde, Alfred Den Ouden, Urbanus, ...

In het college mogen we in 1968 enkele dagen de straat op om te manifesteren voor "Leuven Vlaams", in Franstalig België vooral bekend als "Walen buiten".

Dit was duidelijk toegelaten en zelfs georkestreerd door de toenmalige directie want we wisten met moeite waarover het ging.

Op het einde van de zesde Latijnse - ik behaal opnieuw een mooi resultaat - moeten we kiezen: Grieks of wiskunde.

Plaatsen en punten zeggen niet alles. Niets is wat het lijkt. Wat je later wordt en doet is ook van belang.

Neem nu Hendrik "Rick" Poelman uit Lauwe, hij wijkt uit naar Vlaams-Brabant, studeert daarna bestuurswetenschappen en is op pensioen gegaan als commissaris na een loopbaan bij de politie in de hoofdstad en daarbuiten, als perfect tweetalige uiteraard.

De keuze die we moeten maken. Ik ga voor wiskunde en word deze keer niet tegengesproken.

In de vijfde Latijn-Wiskunde (1968-1969) wordt "kotje" René Eggermont onze klastitularis.

Hij is onze leraar Frans, ook het jaar daarna, en leert ons "Bonjour tristesse" van Françoise Sagan kennen.

De vrouw van René, Netje, houdt in de Lauwestraat een café open, de "Wagenmakerij". In plaats van naar de mis te gaan op zondag gaan we er pinten pakken. Dit is een doorn in het oog van het college.

Het schooljaar wordt afgesloten met de traditionele resultaten.



In het laatste jaar van het college, de vierde Latijn-Wiskunde (1969-1970), krijgen we Roger Duhamel als klastitularis, de broer van Paul, mijn meester van het tweede leerjaar.






Roger heeft een natuurlijk gezag en geeft geschiedenis en Nederlands.

Priester-leraar Alfons Bouckaert is onze leraar Latijn. Door weer en wind komt hij telkens van Menen gefietst om ons te onderwijzen in de taal van Caesar.

Als zijn schoenen doordrenkt zijn van de regen, loopt hij op zijn sokken rond, Latijnse schrijvers debiterend.

Als we een versie-oefening (vertaling van het Latijn naar het Nederlands) moeten maken, geeft hij ons de raad de vertaling eerst eens thuis voor te lezen, als de familieleden er niets van begrepen hebben, begin maar opnieuw.

Op het einde van het schooljaar wordt hij vervangen door "supinum".

In 1970 komt een gastleraar, boekhouder Roger Vandelanotte uit Wevelgem, ons wegwijs maken in de BTW, die wordt ingevoerd in België vanaf 1 januari 1971.

De leraars eten graag een vieruurtje op het college en de Wevelgemse bakkers hebben een beurtrol. Als het vaders week is lever ik 's middags 3 à 4 broden per dag, dat is veel vind ik maar goed voor de commerce.

In het depot Desimpelaere in de Kweekstraat koop ik mijn eerste single, Honky Tonk Woman van The Rolling Stones. Mijn eerste LP wordt Nashville Skyline van Bob Dylan.

Ik begin Cyriel Buysse te lezen in de vierde Latijnse, de romans met de rode kaft uit de bibliotheek.

Mijn favoriete romans zijn “’t Bolleken” en “Het Volle Leven”.

Ik associeer Buysse nog steeds met de muziek “Truth” van Jeff Beck.
Op een dag is de titel van het te maken opstel: "Bij de kapper". Roger Duhamel weet zijn titels te kiezen in tijden van aankomend lang haar.
Ik laat mij inspireren door de naturalistische stijl van Buysse en laat blijken dat ik niet graag naar de kapper ga. Roger kiest als beste opstel en hij leest het ook voor, dat van Franki Olieu. Franki, nochtans ook al een fan van lang haar, maakt van een kappersbezoek bijna een feest ... in zijn opstel.
Op einde van het laatste jaar in het Sint-Pauluscollege worden de resultaten en zoals steeds prijzen uitgedeeld.

Ik krijg de prijs "Firma PLUSH - Wevelgem", waarschijnlijk omdat mijn tante Marie-Joseph, zuster van mijn moeder, daar als secretaresse werkt.



Jan Vandenberghe bezorgde me foto's uit de periode 1977-1987 toen hij er subregent en leraar was:








Op 20 september 2022 werd in WZC De Groene Verte in Merkem hulde gebracht aan Georges Dujardin, de man in het wit - zittend centraal - voor 60 jaar priesterschap. Meteen een gezellige reünie en vrolijk weerzien van dertig enthousiaste mensen met een SPWE-verleden, al dan niet met partner. We zien meerdere boegbeelden van het Sint-Pauluscollege in Wevelgem: Paul Leman, Roger Duhamel, Norbert Moreel, Wilfried Declercq, Rudiger Verschoore, ...



Na het Sint-Pauluscollege zetten we samen, beste lezer, in een volgend stukje, de stap naar het Sint-Aloysiuscollege te Menen:

Freudiaanse versprekingen in het Sint-Aloysiuscollege

Sint-Aloysiuscollege Menen (1970-1973)






(Ingekort) filmpje van Dirk Trachet over enkele leraars in het Sint-Aloysiuscollege te Menen, vermoedelijk in 1974: we herkennen: Joris Delameillieure, Urbain Dewaele, Bernard Denys, Bruno Creus, Johan Nuttin, Marc Reynaert, Antoon Vandendriessche en Roland Vyvey.




In het laatste jaar humaniora in het Sint-Aloysiuscollege te Menen krijgen we les van Joris Delameillieure, hij geeft Nederlands en Duits.

" 't Witje" is zijn lapnaam, neen, eerder zijn bijnaam want het is positief bedoeld, omdat hij altijd een witte stofjas draagt als hij les geeft. Een witte "skorte" of "skabbe" zoals we in Wevelgem zeggen.
Het is een zachtaardige man met toch veel gezag.

Ik ben op Internet op zoek gegaan naar foto's van of met Joris maar heb er geen gevonden.

Dan maar een kijkje genomen in mijn privécollectie, en ja, een foto gevonden uit 1964.

Joris is dan al actief op de Wijnbergparochie in Wevelgem en staat links op de foto tijdens de dag van het "heilig" vormsel op 12 mei 1964.

De vier misdienaars verdienen het vermeld te worden, van links naar rechts: Frans Vromman (zoon van melkboer Gerard), Pol Stragier (uit de Wijnbergstraat), oudste broer Johan Seynnaeve en Patrick Depoortere (uit de Nachtegaalstraat).

Frans en Johan worden die dag als misdienaar gevormd. Patrick en Pol zijn een jaar jonger en moeten nog een jaartje wachten.


Joris is klant bij mijn vader en ik ga heel dikwijls met brood bij hem aan huis in de Vrijheidsstraat. Aan de overkant woont Roland Vyvey, nog een leraar van het Sint-Aloysiuscollege. Roland met zijn groen kevertje, zijn wagen bedoel ik, geeft wiskunde en fysica. Een man met een hart van koekebrood.


Roland Vyvey

Joris Delameillieure overlijdt plots thuis in Wevelgem op 15 juli 2010 nadat hij al een tijdje op rust is.

Ik wijk echter af en keer terug naar 1973. In één van de lessen Nederlands van Joris is een spreekbeurt houden de opdracht, de keuze is vrij.

Ik kies een onderwerp in functie van mijn toekomstige studies en ga voor "Freudiaanse versprekingen".
In een ander stukje kan je al vernemen dat die toekomstige studies in de psychologie een snelcursus zullen worden.

Aan de K.U.L. krijg ik vakken als filosofie van De Wachter, moraalfilosofie van Desmaele, neurofysiologie van Callens, biologie van Koch, psychologische statistiek, psychodiagnostiek, sociale en culturele antropologie van Roosens en experimentele psychologie van Claeys, een professor die eruit ziet als Omar Sharif en die steeds kan rekenen op een flinke aanwezigheid van vrouwelijke studenten in de aula.

Ook nonnetjes zitten op de eerste rij in de aula tijdens zijn lessen, we hebben immers te maken met een katholieke universiteit.

Wanneer "Omar" het fijntjes heeft, met een blik op de nonnetjes, over sublimering en projectie, voelen ze zich ietwat ongemakkelijk.

"Sublimering" en "Projectie" had ik beter toegevoegd aan mijn spreekbeurt over de Freudiaanse versprekingen, net zoals "Vrije associatie" en "Verdringing", allemaal leuke termen en onderwerpen in de psychoanalytische wereld van Freud.

Vooral omdat mijn spreekbeurt nogal kort uitvalt, hoop en al bijna een A4-tje vol en enkele minuten lang durend.

Dat het kort uitvalt is te verklaren. In 1973 kunnen we nog geen opzoekingen doen op Internet, het moet uit de boeken komen. Bovendien valt over het onderwerp eigenlijk weinig te zeggen, zelfs op vandaag, na opzoekingen op het net.

Volgens Wikipedia is een Freudiaanse verspreking een verspreking, die onbedoeld onthult wat (wellicht onbewust of ontkend) belangrijk is in de geest van de spreker, wat hem pre-occupeert.

Je kan ook te maken hebben met Freudiaanse verschrijvingen of Freudiaans verkeerd horen.
De klassieke voorbeelden zijn:
  • "hatelijke" groeten i.p.v. "hartelijke" groeten onderaan een brief (onbewust zou de schrijver de geadresseerde eigenlijk haten)
  • de voorzitter die de vergadering opent met de woorden "Ik verklaar de vergadering voor gesloten" (hij wou dat ze al voorbij was)
Een beetje (zeer) ver gezocht is misschien wel "uw toegenepen doodkind" in plaats van "uw toegenegen doopkind", onderaan een nieuwjaarsbrief.

Een leuke is wel "belastigdienst" i.p.v. "belastingdienst" op een aanwijsbord.

Klasgenoot Tom Verschaeve laat me ondertussen weten dat hij zich mijn spreekbeurt nog goed herinnert en hij bezorgt me nog enkele leuke versprekingen:
  • een staande "ovulatie" i.p.v. "ovatie"
  • alle "hengsten" aan dek (all hands on deck => alle hens aan dek)
Maar beter had ik dus nog wat Freudiaanse onderwerpen toegevoegd, ik wil ze wel even (opnieuw) "kort" toelichten.

"Sublimering" is het omzetten van oerdriften (angst, seksualiteit, agressie, ...) in sociaal of maatschappelijk geaccepteerde vormen, zoals ambitie voor studies, werk, kunst, wetenschap, ...
Ben ik met mijn blog aan het sublimeren?

"Vrije associatie" - daar maak ik volop gebruik van momenteel bij het schrijven van mijn stukje - is "zonder nadenken" zeggen of schrijven wat je te binnen schiet. Een patroon of verklaring zou te ontdekken zijn en je krijgt inzicht in dieperliggende motieven en ervaringen.

"Verdringing" - het woord komt al ter sprake in de (onder)titel van mijn blog - is een proces waarbij gedachten, beelden, herinneringen of wensen naar het voorbewuste (onderdrukking) of onbewuste (verdringing) worden teruggedrongen. Toch wel een handige techniek als je het niet over een bepaald onderwerp of deel van je leven wil hebben.

"Projectie": wanneer men eigenschappen of emoties van zichzelf tracht te ontkennen, verbergen of verdringen door deze toe te schrijven aan iets of iemand anders.

Joris, als je nu kan meelezen, zou dat geen betere spreekbeurt geweest zijn?

Je moet de spreekbeurt natuurlijk nog altijd brengen voor een klas, een publiek. Ook geen gemakkelijke opdracht, spreken voor een publiek. Altijd al de "trac" gehad als ik dat moest doen. Door mijn job bij de NMBS en door de gemeenteraad is dat toch al wat gebeterd met de jaren.

Ook ben ik nog steeds benieuwd wat mijn klasgenoten, op de foto hierna, van mijn spreekbeurt hebben gevonden. Herinneren ze zich dit nog of zijn ze dit gewoon vergeten, hebben ze het onderdrukt of verdrongen?

Retorica 1973 - Latijn-Grieks en Latijn-Wetenschappen.
Onze klastitularis in de retorica is "Narre" of "den Dennis" Bernard Denys (tweede van links op de foto), hij geeft Latijn, Frans en Godsdienst. Een betere klastitularis kan je je niet indenken.

Bernard Denys overlijdt te Leuven op 15 juli 2020.




Klasgenoot Philippe Clerick schreef een mooi eerbetoon Afscheid van meester.

Op de foto vind je ook nog de subregent en de directeur. Ze hebben beide mooie lapnamen die ik hier niet vermeld, je weet nooit dat er nog een mee leest.

De klasgenoten van links naar rechts: Dirk Desreumaux, Jean-Paul Soen (overleden), Tom Verschaeve, Dirk Claerbout, Filip Desmet, Geert Vanhauwaert, Philippe Clerick, Herve Mahieu, Frans Josson, Henri Tahon, Arnold Seynnaeve, Benjamin Mahieu, Jan Vercruysse, Luc Commeyne (overleden), Eddy Mahieu, Jan Vervaeke, Michel Nollet en Eddy Callewaert (overleden).


Wetenschappelijke A en Latijn-Wiskunde 1973. Ik herken Frans Depaepe, Willy Naessens, Rik Ryssaert en de latinisten Mark Vandenbraembussche (+), Jean-Marie Declercq, Francis Viaene, Rik Devriendt en Denis Volcke.

Ik heb ook nog goeie herinneringen aan geschiedenisleraar Bruno Creus, die het ook kan hebben over de actuele geschiedenis, zoals de presidentsverkiezingen in USA. Bruno komt later (1976) ook nog een lesje geven in de Jeugdclub te Wevelgem over de gemeenteraarsverkiezingen. Het kiessysteem wordt er haarfijn uitgelegd.

Bruno laat zich ook niet onderbreken tijdens zijn lessen, tot grote frustratie van Philippe Clerick, die een crack is om de leraars aan het "lijntje" te houden door discussie aan te gaan. We zitten volop in de Amada-periode. 

Philippe, zelf leraar geworden, past nu voor zijn klas misschien wel dezelfde "Creus"-regels toe. Op tijd afblokken.

Op zaterdagvoormiddag wordt nog les gegeven maar de verplichte avondstudie wordt in het laatste jaar afgeschaft.

In plaats van studie volgt, na de lessen, nu een dagelijkse stop in het "Brouwerietje" op de Wijnberghoek in Wevelgem, voor enkele biertjes en sigaretten en een partijtje biljart, samen met wijlen Luc Commeyne.

Op het einde van het schooljaar in 1973 laat Bernard Denys een liedje horen van Zjef Vanuytsel, ik denk dat het "Ik Weet Wel Mijn Lief" is maar ben niet zeker. Waarbij de klas staat voor lief?

Ik duid mezelf aan als verantwoordelijke om later de klas samen te roepen.

Er is al een reünie-poging begin jaren 1990, het komt er echter niet van, door omstandigheden ...

De jaren gaan voorbij en er is Facebook. We beginnen mekaar terug te vinden.

Op 15 oktober 2016 komen we al eens "en petit comité" samen bij Bistro Bruno in Wevelgem. Het wordt een echte meevaller.

15 oktober 1916 aan de Middenstand te Wevelgem.

We besluiten om een klasreünie te organiseren met de latinisten van toen, dus ook met Latijn-Wiskunde, die eigenlijk klas vormen met de Wetenschappelijke A.

Op 21 oktober 2017 komen we samen, opnieuw bij Bistro Bruno, 11 klasgenoten (6 van Latijn-Wetenschappen, 2 van Latijn-Grieks en 3 van Latijn-Wiskunde) en twee verrassingsaanwezigen, oud-leraars Antoon Vandendriessche en Bruno Creus.

Terug naar de retorica 1973.

Van l.n.r.: Tom Verschaeve, Antoon Vandendriessche, Dirk Desreumaux, Dirk Claerbout, Philippe Clerick, Hervé Mahieu, Frans Josson, Bruno Creus, Arnold Seynnaeve, Michel Nollet, Jean-Marie Declercq, Denis Volcke en Francis Viaene.

Ook Xavier Coppens, journalist en subregent van het Sint-Aloysiuscollege, komt een beetje later een kijkje en kiekje nemen.



Als Anderlecht-fan ben ik vast van plan om het met Francis Viaene te hebben over de bekermatch van KWSC Lauwe tegen en in Anderlecht op vrijdag 30 oktober 1976. Hij moest Rob Rensenbrink de ganse match op de huid zitten ... hier klikken voor het stukje dat ik over KWSC Lauwe, het kleine Anderlecht schreef. Lauwe speelde ook op 26 augustus 1966 en 28 februari 1976 een bekermatch in en tegen Anderlecht.

Met Francis op de klasreünie.

We maken opnieuw een sprongetje naar het Sint-Aloysiuscollege te Menen.

In het voorlaatste jaar (de poësis - 1971-1972) krijgen we Etienne Debrouwere als klastitularis. Ik vind hem een beetje een grijze mus. Onze klas gaat door als negatief en passief.

Ik herinner me wel dat ik een (jaar)werk maak over Felix Timmermans.

De winter van 1971-1972 is een kletsnatte winter en de boeren zitten "vast" op hun land. Met een aantal van de klas helpen we op een woensdagnamiddag boer Jules Lateur van Wevelgem, bieten rooien. Zo negatief en passief zijn we nu ook niet.

Het derde laatste jaar in het Sint-Aloysiuscollege (1970-1971) is voor diegenen die het lager hebben gevolgd in het Sint-Pauluscollege te Wevelgem tevens het eerste jaar in Menen.

Tijdens de grote vakantie van 1970 fiets ik samen met Geert Vanhauwaert enkele keren vanaf de Wijnberghoek langs de "Zevekote" en het "Moskou bos" aan het Duits kerkhof, richting Sint-Aloysiuscollege te Menen. We willen weten hoeveel tijd we er over zullen doen, het wordt iets van zeven minuten maar dan wel in koerstempo.

Menen Wald - het Duits kerkhof.

Honderden keren maken we gebruik van dit binnenbaantje. Vandaag is het niet langer mogelijk om op die manier Menen te bereiken.

Het eerste jaar in Menen eet ik 's middags op school. Onze tafel wordt steeds goed en snel bediend want mijn oudste broer Johan helpt mee opdienen als laatstejaars.

Het middagmaal op donderdag bezorgt ons steevast maagoprispingen tijdens de les technisch tekenen van Hostens. Dat komt door de frieten, het rauw gehakt en de tartaarsaus waarvan we elke week iets te veel eten.

Het eten wordt 's middags in het college klaargemaakt onder leiding van chef-kok Albert, die niet vies is van wat schunnige praat.

Ook een vieruurtje is nog mogelijk. Halve broden per man, dik gesmeerd met choco, worden er verorberd.

Vanaf de tekenklas zie ik Paul Leman dactylo-les geven aan het lager middelbaar. Ik zwaai even naar Paul, die in Wevelgem ook verantwoordelijke is in de Jeugdclub. Door hem moet ik op een zaterdag geen strafstudie volgen. Hij houdt toezicht en ik sta zogezegd niet op zijn briefje met de gestraften. Waarvoor de Jeugdclub allemaal niet goed is.

Van in een klein klaslokaaltje op de bovenste verdieping kan je het orgel in de kapel goed horen. Ik hoor er dikwijls Pink Floyd met als uitvoerder, mijn oudste broer.

De laatste twee jaren ruil ik de fiets in voor een "Mobylette", kom ik 's middags naar huis om te eten en kan ik "gemotoriseerd" enkele klanten bedienen met brood. Voor wat hoort wat.

Onze klastitularis in de derde Latijnse is de piepjonge Antoon Vandendriessche, van wie we Nederlands, Engels en Duits krijgen. Ook geschiedenis? Dat herinner ik me niet zo goed meer. Zoals Bernard Denys is Antoon de gedroomde klastitularis.

Ik sluit af met de beste herinneringen aan het Sint-Pauluscollege en het Sint-Aloysiuscollege!








Parosteaal osteosarcoma

 
 
Al een ganse tijd heb ik wat last bovenaan de linkerknie, aan de buitenkant, precies iets dat verspringt en pijnlijk is als je op de knie steunt.
 
De huisarts stuurt me naar radioloog Bernard Staelens die op 9 januari 1988 een beeld ziet van een parosteaal osteosarcoma.
 
Bernard zal het me hopelijk niet kwalijk nemen dat zijn beroepsgeheim even geschonden wordt. Terloops, morgen verjaart hij, alvast proficiat!


Het resultaat wordt persoonlijk door de huisarts aan huis meegedeeld zonder dat we een afspraak hebben, wat niet zo gebruikelijk is.
 
Hij geeft me de raad zo vlug mogelijk contact te nemen met UZ Pellenberg, wat ik ook onmiddellijk doe. Ik kom terecht bij professor Michel Hoogmartens.

Er wordt een biopsie genomen en het resultaat wijst uit dat het een myositis ossificans betreft, een verbenende spierontsteking. Opluchting, niets ergs aan de hand.
 
Tot eind 1990 wordt niets ondernomen maar ik zie de plaats boven mijn knie serieus in zwelling toenemen al die tijd.
 
Na een nieuwe incisiebiopsie op 8 november 1990 wordt een parosteaal osteosarcoma t.h.v. de linker distale femur vastgesteld.
 
Dokter Staelens had het in 1988 al juist gezien.
 
In Pellenberg wordt overgegaan tot een transarticulaire distale femurresectie, gereconstrueerd met een osteo-articulaire allogreffe, gefixeerd met plaat en schroeven. In mensentaal betekent dit het wegnemen van een stuk dijbeen met vervanging door een "lijkenbeen". Professor Hoogmartens noemt graag de dingen bij naam. Als ik het goed heb, is zijn rechterhand op dat ogenblik al dokter Ignace Samson.
 
Michel Hoogmartens is een ongehuwde specialist die geen blad voor de mond neemt en is een zegen voor het ziekenhuis, hij leeft als het ware enkel voor zijn patiënten.

Prof. Dr. Michel Hoogmartens

Tijdens een of andere consultatie heb ik hem ooit voor mij in slaap zien vallen, hij had 2 dagen zijn bed niet gezien wegens dringende operaties.
 
Hij had ook maar één neusgat. Dikwijls heb ik gedacht, wat als die een verstopte neus heeft.
 
De patiënten in Pellenberg worden door hem ingedeeld in twee categorieën: de vakantiegangers, dat zijn de ruglijders, en de dappere vrienden, dat zijn de gasten met botkanker.
 
Ik leer er lotgenoten kennen die er veel erger aan toe zijn dan ikzelf, o.a. Alexander Grimmonprez, een jonge gast uit Boezinge.
 
We hebben veel aan mekaar.

Op een dag moet Alexander de zoveelste lading chemo krijgen, er is geen plaats meer op de gemeenschappelijke jongenskamer en hij mag in dezelfde kamer liggen van Diane, de toekomstige echtgenote van Dokter Samson en ook patiënte bij hem ...

Alexander zal in 1996 uiteindelijk zijn strijd tegen kanker verliezen en ons veel te vroeg verlaten.
 

 
 
In 1995 wordt een recidief parosteaal osteosarcoma vastgesteld aan de posterieure zijde van de allogreffe.
 
Een wijde resectie (inclusief van de allogreffe) en een reconstructie met een maatprothes van het distale femur en de knie worden uitgevoerd op 26 oktober 1995, dit keer onder leiding van dokter Ignace Samson, die ondertussen Hoogmartens, met pensioen, heeft opgevolgd.
 
Ignace Samson is op alle vlakken de evenknie van zijn voorganger en wordt een autoriteit op gebied van oncologische orthopedie.

Je bent niet meer verwonderd, na een tijdje, dat hij je kamer nog even binnenstapt als het al lang middernacht voorbij is.
 

 
 
Hij is zeer streng voor zijn medewerkers maar ook voor zichzelf.
 
Misschien heeft hij één nadeel al vindt hij dat zelf niet, hij is een verstokt roker. Nu mag je van niets meer dood gaan , zegt hij mij op een dag.
 
Halverwege 1999 heb ik pijnklachten in de linkerdij en de knieregio. Uiteindelijk wordt een fractuur vastgesteld van de femorale prothesestam op radiografie.
 
Een nieuwe revisie-ingreep volgt op 23 september 1999 met vervanging  van de gebroken prothese door een massieve allogreffe en een nieuwe femorale prothesecomponent.
 
 
Wegens non Union met loskomen van het osteosynthesemateriaal volgt een nieuwe ingreep op 2 oktober 2000.
 
Hierbij werd de allogreffe verwijderd alsook alle synthesemateriaal en de femorale component van de Finnprothese. Ook het vroegere gebroken stuk van de femorale stam wordt verwijderd en een CPS resectieprothese wordt ingebracht, cementloos gefixeerd in het femur.
 
Ondertussen zijn we bijna 17 jaar verder na de laatste ingreep en alles houdt goed stand. Ik ben dokter Ignace Samson enorm dankbaar.
 
Dokter Samson is thuis plots overleden op 15 februari 2014.
 
Ik ben naar zijn begrafenis geweest in Langdorp.
 
Op zijn bidprentje staat Ignace afgebeeld met een sigaretje.
 
Als er een hemel bestaat, is hij daar nu zeker aan het opereren en slaat hij af en toe een praatje met Alexander.
 
Dokter Samson werd in Pellenberg opgevolgd door zijn rechterhand, Dokter Friedl Sinnaeve, afkomstig van Roeselare. Soms spreken we West-Vlaams onder mekaar.

Ze mag met fierheid naast haar voorgangers staan!
 
 
 
 



woensdag 20 september 2017

Kleuter- en lager onderwijs (1954 - 1966)


Vooraleer je naar de "bewaarklasjes" wordt gestuurd en het lager onderwijs volgt, word je geboren.

Bij mij is dat het geval op een zaterdagavond, 4 december 1954, bij stormachtig weer in het "moederhuis" van Wevelgem, nu "Camillus".

Ik kom een beetje ongelegen want in de bakkerij is het een drukke tijd, die van de klaaskoeken.



Mijn grootmoeder en meter "bobonne" uit Menen is er al vroeg bij om haar vierde kleinkind te bewonderen.


Johan, geboren op 29 december 1952, meldt met innige vreugde, ook telefonisch, de geboorte van zijn broertje …

Met innige vreugde ...




Ik word gedoopt door pastoor Decadt, een ver familielid langs vaders kant, en mijn meter en peter zijn Josephine Lamoot en Gilbert Vanneste.






De “bewaarklasjes” doorloop ik in de Kleine Wijnbergstraat:
·         1ste kleuter (1957-1958) bij juffrouw Brigitte Staelens dacht ik, maar klasgenootje van toen, Françoise Mortier, zegt mij dat het juffrouw Henriette Delmotte was;

·         2de kleuter (1958-1959) bij juffrouw Jacqueline Defoor die met Nieuwjaar een zieke zuster verving en die de tweelingzus is van Jacques Defoor, mijn latere meester van het vierde leerjaar;

·         3de kleuter (1959-1960) bij zuster Serafien.

Later kom ik nog terug in de Wijnbergschool voor de "Fancy Fair", waarvan de opbrengst bestemd is voor de missies.
Fancy Fair?
We laten Wikipedia aan het woord:
" Een fancy fair is een activiteit voor kinderen. Tijdens een fancy fair kunnen de aanwezige kinderen spelenderwijs prijsjes, eten, drinken en/of snoepgoed verdienen. Dit gebeurt doorgaans door het spelen van spelletjes, of het doen van kleine opdrachten.

Vaak wordt een fancy fair gehouden op een basisschool, buurthuis of een scoutingclub, ook worden fancy fairs weleens gehouden in combinatie met een ander evenement, bijvoorbeeld een rommelmarkt. Redenen om een fancy fair te houden zijn onder andere een lustrum, of om de kas van een vereniging wat te spekken, zodat meerdere activiteiten georganiseerd kunnen worden."
Onze overburen Zulma en Maria Donckels helpen mee met het organiseren van de Fancy Fair.
De ongetrouwde zusters Zulma en Maria leven samen met hun broer Michel, eveneens ongehuwd. Met hem speel ik regelmatig de priorpronostiek die we indienen bij coiffeur Lionel Vandenbroucke. Grote winsten zitten er niet in.

Er woont nog familie Donckels aan de overkant. Een andere broer Maurice Donckels is wel gehuwd en heeft 4 kinderen: Monique, onder wiens begeleiding we naar de Wijnbergschool gaan, Remi, Frans, die later permanent verantwoordelijke wordt in de jeugdclub Ten Goudberge, en Jacques, die nog naast mij zal zitten in de studiezaal van het Sint-Pauluscollege.
In afwachting van het lager onderwijs worden enkele foto's genomen, aan het "koolkot", in de Kroonstraat te Menen en met Johan aan zee.










Nummer drie wordt geboren in ons gezin, Renaat, op 25 september 1958.



Met hem bezoek ik de goede Sint.



Volgens mijn moeder ben ik een koppig ventje en een kruidje-roer-mij-niet, licht geraakt, gevoelig en snel geïrriteerd dus.
Als ze me kwaad willen zien moeten ze maar "Nollie" zeggen, een “koosnaampje” dat ik te danken heb aan mijn nonkel Paul Masschelein uit Beselare. Die nonkel was medeorganisator van de heksenstoet, waaraan ik één maal deelneem, samen met broer Johan en neef Martin Cottignies. 

Johan en Martin, ik loop daar ook ergens rond, met die bezem?


Nu mogen ze "Nollie" zeggen, het stoort me niet langer.

In september 1960 begin ik het lager onderwijs in de Gemeentelijke Jongensschool in de Hoogstraat te Wevelgem.




In het eerste leerjaar (1960-1961) is Paul Duhamel mijn meester de eerste maand van het schooljaar. Vanaf oktober neemt juffrouw Maria Doutrebon over.

Op school worden we massaal lid van de Melkbrigade.

De Melkbrigade



Tijdens de speeltijd wordt bepaalde jaren soep gedronken, "soep Regal" uit Bissegem.

Op 25 maart 1961 doe ik mijn eerste communie op de Wijnberghoek in de tot kerk omgebouwde oude vlasschuur.

Het feest wordt gevierd in de Kroonstraat te Menen bij de grootouders.





Met Johan (8 jaar) en Renaat (4 jaar) aan de "paters" in onze "tuin".
Hoewel ik in het derde trimester nog 93% behaal, schrijft juffrouw Doutrebon dat ik de laatste tijd wat “verslapt” ben.
In het tweede leerjaar (1961-1962) is Paul Duhamel opnieuw mijn meester maar dit keer voor het volledige schooljaar.
Paul Duhamel
Hij vindt dat ik een inspanning moet doen om schoner te schrijven en denkt dat ik wat te gemakkelijk ben. Hij verwacht meer activiteit en aandacht.

Ik heb een fijne herinnering aan een kerstfeestje in de klas rond de kerstboom. Iedereen brengt een pakje mee, ik een wit pakje chocolade fondant van Côte d’Or uit onze winkel, het leukste geschenkje vind ik.

In het tweede studiejaar begin ik te brillen. Oogarts Debacker uit Menen schrijft voor dat ik mijn goed rechteroog moet bedekken om mijn lui linkeroog te activeren. Ik vertik het dit te doen en draag daarvan tot op vandaag nog steeds de gevolgen.

Mijn favoriete meester is misschien wel meester Adrien Deman in het derde leerjaar (1962-1963). Mijn rapportboekje bevat niets anders dan positieve aanmerkingen.
Met het derde leerjaar, vermoedelijk op schoolreis.
De winter van 1962-1963 is de strengste winter die ik ooit gekend heb, die zit nog in mijn geheugen gegrift.

Ik herinner me ook nog heel goed de aanleg van de Vrijheidsstraat in 1963. De open ruimte maakt stilletjes aan plaats voor bebouwing op de Wijnberghoek.


In het vierde leerjaar (1963-1964) is Jacques Defoor onze meester.






Tijdens de vakantie, op 31 juli 1964, wordt jongste broer Willem geboren.
In het vijfde leerjaar (1964-1965) komen we bij meester Maurice Soenen “Soentje” terecht.


Wie goed oplet kan veel punten behalen. Een mondelinge invuloefening vanaf het bord is enkele minuten later opnieuw en schriftelijk te doen en blijkt een proefwerk te zijn.
 
Later leer ik hem beter kennen als hij me als voorzitter van een kiesbureau vraagt zijn secretaris te worden bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1976.
In 1976 wordt aan de voorzitters en secretarissen van de stemopnemingsbureaus een warme maaltijd aangeboden in de Gouden Fazant. Maurice probeert de zetelverdeling te voorspellen al rekenend op het (papieren) tafelkleed .
Hij maakt er ook een punt van om bij elke verkiezing als eerste het PV van de voormiddag af te sluiten en slaagt daar telkens in. Ik leer de klappen van de zweep en word later zelf verschillende keren voorzitter van een stemopnemingsbureau in de voormiddag. Echter niet wanneer ik zelf kandidaat ben op een lijst.

Meester Soentje vertelt mij dat hij jaren één van schriften bewaart omwille van het “schoonschrift”, dat als voorbeeld moet dienen de volgende schooljaren.



Ik leer hem ook kennen als journalist van het Wekelijks Nieuws. Hoewel hij zeker niet Vlaamsgezind is krijg ik als gemeenteraadslid altijd een goede pers van hem.
In het vijfde leerjaar word ik misdienaar op de Wijnberg, samen met Geert Vanhauwaert, Rik Bevernage en Patrick Deprez bij pastoor Maurits Lauwers en hulppriester-leraar Georges Messiaen, ook proost van de Chirojeugd.

Om beurt dienen we ’s morgens vroeg een week lang de mis, in het Latijn en met de rug naar het publiek, en op zondagnamiddag het Lof. Af en toe moeten we in de week een trouw of een begrafenis dienen en dan mogen we de nodige uren afwezig blijven van school, dat is altijd even mooi meegenomen.
Na een huwelijk wordt er door de misdienaars "gestropt". Het huwelijkspaar wordt bij het verlaten van de kerk door ons met een touw tegengehouden. Ze kunnen maar voorbij als ze ons een fooi geven. De opbrengst komt in een gemeenschappelijke pot terecht.
Het laatste jaar van het lager onderwijs (1965-1966) sluit ik af met meester Roger Salembier. Gewijde geschiedenis vind ik een fijn vak, al die mooie verhalen.

ASLK leert ons hoe belangrijk het is te sparen, via de school.

Op het einde van het schooljaar worden we klaargestoomd voor het traditionele kantonnaal examen en op de laatste dag van het schooljaar zingen we zowel de Vlaamse leeuw als de Brabançonne tijdens de prijsuitdeling op de speelkoer.






Op 10 november 2019, 53 jaar later, zijn tien leerlingen van het zesde studiejaar samen op een reünie, ze zijn nog geen haar veranderd.


Van links naar rechts: Patrick Deprez, Fritz Dalewijn, Paul Poppe, Guido Demeyere, Johnny Staelens, Jean-Paul Soen, Bernard Catteeuw, Arnold Seynnaeve, Jean-Pierre Baekelandt en Bernard Masselis.

Op 21 mei 1966 word ik gevormd als misdienaar, Paul Herpels is mijn vormpeter. Op de achtergrond de Kruisweg geschilderd door wie anders dan parochiaan Lionel Holvoet.
Trees Yserbyt, de vrouw van Lionel Holvoet, ontwerpt het prentje.
Een week later, op 29 mei 1966, doen we ons plechtige communie.
Eén van de nieuwe misdienaars om de oude lichting te vervangen is Bernard Stragier. Zijn nonkels Frans en Marcel Stragier stellen op de hoek van Roeselare- en Wijnbergstraat een gebouwtje ter beschikking dat ingericht wordt als “biljartkot”. Het wordt een verzamelplaats voor een aantal jongeren van de Wijnberg  maar eveneens voor volwassenen die er een partijtje ondereen willen spelen. Ik ben een wekelijkse bezoeker en speler.
In de tweede helft van de jaren 60, het juiste jaar herinner ik me niet meer, schaffen ook wij ons een televisie aan. Hij wordt door Valère Mortier geleverd en “geïnstalleerd” op een zondag. Het eerste programma, uiteraard in zwart-wit, dat we zien zijn de Flinstones.

Vóór die magische zondag, gaan we af en toe naar Zorro of Rin Tin Tin kijken bij tante Mimi in de Wijnbergstraat of bij onze buurvrouw Bertha, de moeder van kunstenaar Lionel Holvoet “Nille Marente”.

Op een dag is daar een andere kunstenaar op bezoek, Antoon De Candt (Wevelgem, 13 april 1939 — Billy-Montigny, 9 oktober 1966) en, na een spannende Zorro, zegt hij mij: “Ge zijt zo rood als een tomatte”.
Begin jaren 60 word ik enkele jaren lid van de Chiro. Het uniform heeft wel iets en ik herinner me de formatie, de driloefeningen en het gebed bij begin en einde van de zondagnamiddagen.

Chiroleiders, staand van L naar R: Jan Vanwalleghem, Pol Debrabander, Luc Defrancq, Ronny Delaere, Karlos Callens, Marc Vervenne, Marc Moerkerke, Frans Gistelinck, Walter Daels, Eddy Seghers, Georges Messiaen, Remi Donckels, Pierre Debonne, Lucien Devos, Frans Valcke, Guy Allegaert. Zittend L naar R: Bernard Vanhauwaert, Roland Demuynck, Lieven Carron, Omer Josson, José Louage, Marcel Devos, Guy Loncke, Domien Vanhauwaert, Eric Vandenbulcke, Bob Carron.
Op een groot Chirofeest ben ik er in 1964 in Antwerpen bij voor het evenement “Top 64”. We moeten daar een sabeldans uitvoeren.

Filmverslag "Top 64"
In een volgend stukje maken we de stap naar het college.