vrijdag 1 december 2017

Oorlogsburgemeester van Wevelgem, Michel Byttebier



Een kiesbrief uit 1903.




De laatste gemeenteraadsverkiezingen vóór de oorlog vinden plaats op 16 oktober 1938.
Er zijn 13 zetels te begeven. De Katholieken behalen een volstrekte meerderheid met 8 verkozenen: lijsttrekker Remi Wallays (met 567 voorkeurstemmen wordt hij burgemeester), Gaston Gheysen, Darras, Busschaert, Jozef Masselis, Gerard Casier, Maurits Masselis en Maurice Debonne.
De Gemeentebelangen behalen 3 zetels (Jozef Delmotte, Jules van Ackere en Remi Moerkerke) en de Socialisten 2 zetels (Jules Deconinck en Maurits Verbrugghe).
Remi Wallays (1892-1971) is vanaf 1922 aanhoudend gemeenteraadslid in Wevelgem en in 1933 wordt hij burgemeester. Daarnaast wordt hij lid van de provincieraad van West-Vlaanderen en lid van de senaat van 1946 tot 1954.


Komt er oorlog?







Onaangekondigd valt het Duitse leger België binnen op 10 mei 1940. Al tijdens de eerste uren wordt de Belgische luchtmacht op de grond vernietigd na massale bombardementen.

Op 18 april 1941 richt G. Romsee, Secretaris-Generaal bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid, een schrijven aan alle burgemeesters dat, ingevolge een beslissing van de bezettende overheid, alle werkzaamheden van de gemeenteraden tijdens de oorlog verboden zijn.




De vergaderingen van het College van Burgemeester en Schepenen blijven wel verder doorgaan. In september 1942 is burgemeester Wallays niet meer aanwezig en wordt het College voorgezeten door schepen Gheysen. Maken verder deel uit van het College: schepenen Masselis en Busschaert en secretaris Jules Dujardin. Ze blijven op post gedurende gans de oorlog.
Remi Wallays wordt door de Duitse bezetter ontslagen en op 1 oktober 1942 vervangen door Michel Byttebier.
Michel Jerôme Norbert Byttebier wordt geboren te Sint-Denijs op 5 januari 1898, als zoon van Modest (1 januari 1857 - 12 maart 1909) en Leonie Voet (+ 7 augustus 1909).

Hij is wees op de leeftijd van elf en wordt vanaf augustus 1913 opgevangen in het gezin van de broer van zijn vader, Théophilus Byttebier (21 januari 1851 - 11 juli 1924) en zijn echtgenote Malvina Delbeke (22 juli 1873 - 1 december 1961).
Samen met zijn broer Hector (1 september 1895 - 27 september 1977) en zuster Madeleine (21 december 1906 - 18 september 1996) groeit Michel op in het kroostrijk gezin (er worden 18 kinderen geboren) van nonkel Théophilus en tante Malvina.
De invloed van dit Vlaamsgezind gezin is niet gering op Michel Byttebier. Zijn neef met dezelfde (voor)naam, zoon van Théophilus, Michel Joseph Byttebier (24 mei 1897 - 26 augustus 1983), wordt tijdens Wereldoorlog I op vrijdag 2 maart 1917 samen met drie medestudenten opgepakt wegens het illegaal aanplakken van strooibiljetten, waarin het aandeel van de Vlamingen in het Belgisch IJzerleger onderstreept werd. De Duitse, franskiljonsgezinde politiechef Heitz liet die bende van vier in de “Nieuwe Wandeling” opsluiten. Daar stichten ze de volgende morgen een Plakkersclub met “Nog plakken” als devies.

Michel Joseph Byttebier en zijn broer Marcel Georges (Gerard) Byttebier (° 8 oktober 1905 - + 30 september 1978) werden op 23 september 1946 door de Krijgsraad te Gent wegens politieke en economische collaboratie veroordeeld tot de doodstraf en tot 150 miljoen BF schadevergoeding aan de Belgische Staat.

Hun firma had een deel van de Atlantische muur gemaakt, het indrukwekkend bouwwerk dat door de Duitsers aan de Franse en Belgische kusten was opgetrokken om een invasie van de geallieerden te verhinderen. Beide Byttebiers waren bij verstek veroordeeld omdat zij naar Venezuela en Argentinië waren gevlucht.

In beroep werd de doodstraf bevestigd en werd de boete op 200 miljoen BF gebracht.

Later werd de straf omgezet in 20 jaar. Michel Joseph Byttebier kwam in 1970 naar België terug en werd enkele maanden opgesloten.

In 1978 vroegen Michel Joseph en Marcel Byttebier de herziening van hun proces. Zij betoogden dat zij niet vrijwillig hadden gecollaboreerd, dat zij door de Duitsers waren opgeëist en dat ze dat, na zoveel jaren, met getuigenissen van Duitsers konden bewijzen.

Na de gebruikelijke procedure en gunstig advies tot herziening verbrak het Hof van Cassatie op 30 september 1980 het arrest van het militair gerechtshof voor zover de broers veroordeeld waren wegens economische collaboratie. Bijgevolg bleef de straf voor de politieke collaboratie en kon de zaak slechts omtrent de economische collaboratie worden overgedaan.

Bij dergelijk proces moet de veroordeelde zijn onschuld bewijzen.
Volgens meester Delwaide collaboreerden de broers Byttebier allerminst met de Duitsers, maar poogden ze eerder de bezetters tegen te werken. Hetzelfde gold ook voor het groeiende aantal arbeiders die de firma in dienst stelde tijdens de bezetting. “Het bestand liep inderdaad op van 100 naar 1.900, maar hierbij werden ook de werknemers van onderaannemers geteld plus de arbeiders die werden ingeschreven zonder effectief te werken, om te ontsnappen aan de verplichte tewerkstelling in Duitsland.”
“Dat sociaal dienstbetoon werd intussen trouwens toegegeven door het openbaar ministerie”, zei meester Delwaide die maar bleef doordrukken op een vrijspraak.
Op 17 juni 1982 verscheen Michel Joseph Byttebier voor het militair gerechtshof te Brussel dat na al te gepassioneerde debatten zei dat de economische collaboratie bewezen bleef en dat bijgevolg de boete van 200 miljoen BF eveneens bleef gelden.
Michel Joseph Byttebier ging in verbreking. Hij overleed op 26 augustus 1983 maar zijn zoon Walter (26 april 1925, overleden in 2015) nam de vraag tot herziening over. Ook in de dood  zou voor Michels eerherstel worden gevochten.
Het Hof van Cassatie verbrak opnieuw het arrest en begin september 1986 werd de zaak Byttebier weer behandeld voor het militair gerechtshof, ditmaal geleid door raadsheer Vossen bijgestaan door raadsheer J. Durant. De hele zaak verliep dus rustiger en in een serene sfeer.
Mr. L. Kiebooms, mr. J. Scheers en vooral mr. Leo Delwaide verdedigden met geestdrift de zaak van de gebroeders Byttebier. Ze stelden dat de firma door de Duitse bezetter was opgeëist. De broers werden gedwongen mee te werken aan de bouw van de Atlantikwal, zoniet werden ze aangehouden en werd hun personeel naar Duitsland gestuurd.
Meester Delwaide had het met waardigheid en sentiment over de sfeer tijdens en vooral na de bezetting in het land en haalde tal van Belgische en Duitse getuigenissen aan waaruit moest blijken dat de Byttebiers niet gehandeld hadden uit winstbejag of uit Duitsgezindheid maar gedwongen werden door de oorlogsomstandigheden.
Dat was niet de mening van de openbare aanklager, advocaat-generaal F. Bogaert die meer met een  briljante les in geschiedenis dan een louter juridisch betoog de historiek van de economische collaboratie maakte. Het was duidelijk, zoals o.m. Galopin en andere grote industriëlen stelden, dat de economie van het land tijdens de bezetting moest worden gevrijwaard en dat de productie in stand moest worden gehouden en dat dus een bepaalde vorm van economische collaboratie onvermijdelijk was. Maar in geen geval kon een collaboratie worden aanvaard die het militair potentieel van de vijand ten goede kwam.
Volgens de aanklager heeft Michel Joseph Byttebier al in de eerste dagen van de bezetting de diensten van zijn firma aangeboden bij de Kommandatur te Gent. Hij zette dus spontaan de eerste stappen naar een economische collaboratie die fataal steeds erger werd en tegen dewelke reeds in 1941 Maria Deckmyn (°18 mei 1897 - + 8 februari 1978), weduwe van Urbain Valère Adolphe (Valeer) Byttebier (°22 februari 1890 - + 9 april 1936, een andere broer van Michel Joseph) tijdens een buitengewone vergadering van de firma zich openlijk verzette.
In totaal werden door de Byttebiers voor 322.271.000 BF aan werken uitgevoerd. Het is waar dat de firma op bepaalde ogenblikken opgeëist werd om werken voor de Duitsers uit te voeren maar die opeisingsbevelen waren slechts de geschreven bevestiging van akkoorden die men in feite zelf had uitgelokt.
Volgens de auditeur-generaal moet derhalve het arrest onveranderd blijven: de Byttebiers zijn schuldig aan economische collaboratie.
De diensten van het Sekwester hebben nooit gedacht aan een mogelijke herziening en hebben reeds jaren geleden de in beslaggenomen boekhouding van de firma vernietigd om plaats te maken.




Te noteren dat een andere zoon van Michel Joseph Byttebier, Hugo (04/04/1924 - 25/03/2004), in verband wordt gebracht met de zaak Adolf Eichmann door schrijfster Bettina Stangneth in haar boek "Eichmann in Argentinië - Het onbezorgde leven van een oorlogsmisdadiger".
Keren we terug naar Michel Jérôme Norbert Byttebier die opgroeit in het kroostrijk gezin van nonkel Théophilus.
In augustus 1919 verhuist Michel Byttebier naar Wevelgem.
Hij behaalt het diploma van onderwijzer te Torhout op 9 augustus 1919, wordt benoemd op 28 september 1919 en treedt in dienst in Wevelgem op 1 oktober 1919, in vervanging van Emiel Poleyn die gepensioneerd werd.


 

Hij was onderwijzer in de gemeentelijke jongensschool:
·         In 1920 van het 1ste leerjaar
·         In 1921 van het 3de leerjaar A
·         In 1922 van het 4de leerjaar B
·         In 1923 van het 4de leerjaar B
·         In 1924 van het 5de leerjaar A
·         In 1925 van het 5de leerjaar A
·         In 1926 van het 5de leerjaar A
·         In 1927 van het 5de leerjaar A
·         In 1928 van het 5de leerjaar A

Op 23 juni 1923 huwt hij te Ooigem met Maria Alina Lettia Vanden Avenne (1897 - 1981). Zij is de dochter van Zeno Herenimo en Emelie Dendauw.


Uit het huwelijk worden vier kinderen geboren: Lieven (°16/9/1924), Zeno (°8/6/1926), Fries (17/6/27 - 3/2/1990) (5) en Fronie (10/5/29 - 2/2/2017).

Moeder Maria Alina Vanden Avenne begint een winkel in porseleinwaren. Niet veel later geeft vader zijn ontslag als onderwijzer (ook in het volwassenenonderwijs), breidt de zaak uit en start een groothandel in porselein, kristal en bestekken. Moeder doet de administratie.



 

Zoals reeds vermeld wordt burgemeester Remi Wallays door de Duitse bezetter ontslagen en op 1 oktober 1942 vervangen door Michel Byttebier.
Toen vader Michel burgemeester werd benoemd was er opvolging nodig in de zaak. Zoon Lieven zat verplicht tewerkgesteld in Duitsland en als tweede oudste volgde Zeno zijn vader op.
Foto genomen, vermoedelijk rond het tijdstip van zijn inhuldiging als burgemeester op de hoek van de Lauwestraat.

Vooraan met handen in handschoenen samengehouden: Michel Byttebier. Op dezelfde rij enkele kinderen, waarvan twee in uniform, vermoedelijk van de NSJV (Nationaal Socialistische Jeugd Vlaanderen), de jeugdbeweging verbonden aan het VNV. De man met bril en handen samengevouwen links tegen de deurstijl: Gerard Foulon, onderwijzer in Wevelgem en VNV-gewestleider. Links van hem: arrondissementscommissaris Verkinderen, VNV-er. Rechts tegen de deurstijl, boven de dame met hoed: Frans Stubbe, VNV-arrondissementsvoorzitter.

Arrondissementscommissaris Michiel Verkinderen werd in Wevelgem of Bissegem bij het vliegveld per vergissing door een Duitse wachtpost doodgeschoten.


Michel Byttebier begint de notulen van het CBS te ondertekenen vanaf de zitting van 29 september 1942.
In de zitting van 6 oktober 1942 aanhoort het College gemeentesecretaris Dujardin, die lezing geeft:
“1° van het besluit van den heer Secretaris-Generaal bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid, dd. 25 september 1942, waardoor Mijnheer Michiel Byttebier aangeduid wordt om het ambt waar te nemen van Burgemeester, in vervanging van den heer Remi Wallays, aan wie ontslag uit zijn ambt is verleend;
2° van het proces-verbaal van eedaflegging waaruit blijkt dat Mr. Byttebier voornoemd op 1 oktober 1942, den grondwettelijken eed in handen van den heer Gouverneur heeft afgelegd. Diensvolgens is den Heer Byttebier Michiel aangesteld als Burgemeester van Wevelgem vanaf 1 oktober 1942, en hij neemt onmiddellijk het voorzitterschap der vergadering waar.”

 
Enkele affiches die uit de periode na zijn aanstelling bewaard bleven:










Vanaf februari 1943 wordt ook een gemeentekrantje "Ons Gemeenteblad" uitgegeven. Er verschijnen 30 nummers, het laatste op 13 augustus 1944.

Aan de oorlogskrantjes wordt een afzonderlijk bericht besteed.

De Belgische regering in Londen vaardigt in mei 1944 twee besluitwetten uit. De besluitwet van 5 mei 1944 vernietigde zowat alle bestuursdaden die o.a. de schepencolleges hadden gesteld. Dit betrof ook de benoeming van Byttebier als burgemeester.

Michel Byttebier ondertekent zijn laatste notulen op 22 augustus 1944 en vanaf 29 augustus 1944 kan Remi Wallays zijn ambt weer opnemen en ondertekent hij opnieuw “onder voorbehoud”.
Op woensdag 6 september 1944, rond 10 uur, rijden de eerste twee lichte Britse verkenningstanks via de Lauwestraat Wevelgem binnen. Nergens ondervinden ze enige weerstand want de Duitsers hadden reeds op 2 september onze gemeente ontruimd.
Opvallend dat, na 13 september 1944, schepenen Gheysen, Masselis en Busschaert niet (meer) aanwezig zijn in het Schepencollege en geen kandidaat meer zullen zijn bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen.
Sommige personen waren tijdens de bezetting op hun vooroorlogse post gebleven maar op hen rustte eveneens een verdenking van onvaderlands gedrag. Dit kan een mogelijke verklaring zijn voor hun afwezigheid in het Schepencollege.
Om het Schepencollege te vervolledigen worden de oudste gemeenteraadsleden opgeroepen, o.a. Jules Deconinck, die in 1940 het Manifest van Hendrik De Man onderschreef.



De eerste gemeenteraadsverkiezingen na de oorlog worden gehouden op 24 november 1946.

Een aantal kiezers worden niet toegelaten omdat ze "fout" waren tijdens de oorlog.




De CVP behaalt opnieuw de volstrekte meerderheid, deze keer met 10 zetels. Worden verkozen: lijsttrekker Achiel Wallays (met 819 voorkeurstemmen wordt hij burgemeester in opvolging van zijn broer Remi), Gerard Casier, Maurits Masselis, Gaston Lietaer, Hector Duhamel, Robert Pollefeyt, Maurice Debonne, Georges Peferoen, Remi Wallays (133 voorkeurstemmen op de derde laatste plaats van de lijst) en Jerome Vanhove.

De Socialisten behalen 3 zetels. Worden verkozen: Jules Deconinck, Julien Chambart en Alfons Durnez.

Na de oorlog wordt Michiel Byttebier geïnterneerd te Wevelgem (plaats onbekend), daarna in de kampen van Sint-Kruis en de "Wikings" in Kortrijk, in totaal gedurende 290 dagen gespreid over de perioden van 15 september 1944 tot 23 maart 1945 en van 12 mei 1945 tot 21 augustus 1945. Tussendoor wordt hij, op beslissing van de Consultatieve Commissie te Kortrijk, in voorlopige vrijheid gesteld in Roeselare, met verplichtend verblijf bij Achille Hostens, Hortensiastraat 14.

Interneringskampen werden in het leven geroepen nadat de “straat” haar “repressiewerk” had gedaan en in afwachting van een proces.
Deze kampen werden meestal bewaakt door “weerstanders”.
Bob Monstrul kon het interneringsdossier in het Rijksarchief van Brugge inkijken maar mocht geen enkele kopie maken. Hij kon wel uit het dossier halen dat Michel Byttebier zes keer genade heeft gevraagd en uiteindelijk verkregen heeft, na enkele maanden “heropvoeding”. De genade ging af van de willekeur van de bewakers (meestal mensen zonder enig diploma) die om de zoveel tijd met de directie samen kwamen om de dossiers te bespreken en hun beslissing te nemen, voorstel tot genade of niet. Ook het gedrag tijdens de oorlog van zijn familieleden sprak niet in zijn voordeel bij zijn genadeverzoeken.
De Consultatieve Commissie van Kortrijk, samengesteld uit voorzitter Raphaël Guillemyn, bijzitters Albert Declerck en Robert Vandekerckhove en secretaris Andre Vermeulen, besliste op 23 maart 1945 tot voorlopige invrijheidstelling in Roeselare.
Het verblijf in Roeselare is slechts van korte duur want op 12 mei 1945 wordt hij opnieuw geïnterneerd in de Wikings te Kortrijk en dit tot 21 augustus 1945.
Op 22 augustus 1945 wordt hij vrijgelaten met verplicht verblijf te Berchem Antwerpen bij mevrouw Baeten, Marie-Josélaan 69, onder toezicht der plaatselijke politie, na advies van Dokter Holvoet van de "Wikings".
Op 30 augustus 1945 richt Directeur-Diensthoofd Mathieu een schrijven aan voorzitter Guillemyn van de Consultatieve Commissie  te Kortrijk, hij verwijst naar zijn beslissing tot vrijlating van 17 augustus 1945 ten gevolge van het advies van dokter Holvoet en vermeldt ook dat de Consultatieve Commissie van Kortrijk op 23 maart 1945 reeds dergelijke maatregel trof (verplicht verblijf in Roeselare). Omdat hem bericht werd dat de invrijheidstelling te Berchem schandaal zou verwekken in Wevelgem, vraagt hij het advies van Guillemyn. Indien nodig, schrijft hij, is hij altijd bereid de reïnternering van Byttebier te bevelen.
Op 22 oktober 1945 wordt Michel Byttebier veroordeeld door de Krijgsraad te Kortrijk (in een zaal boven het stadhuis) tot 3 jaar gevangenis, hij wordt diezelfde dag onder aanhoudingsbevel geplaatst en opgesloten in de gevangenis “De Nieuwe Wandeling” te Gent.
In beroep wordt hij veroordeeld bij Arrest van het Krijgshof te Gent van 21 februari 1946, zijn straf wordt herleid tot 1 jaar gevangenis en levenslange ontzetting van rechten.
Kwijtschelding van straf op 28 februari 1946 na Genadeverzoek met kwijtschelding van 290 dagen wegens reeds ondergane internering (Genadedossier 52.034).
In het Belgisch Staatsblad van 1946 en 1949 verscheen het volgende:

Michel Byttebier wordt in eer hersteld door het Arrest van het Hof van Beroep te Gent op 16 februari 1965.
Lang heeft Michiel Byttebier niet kunnen genieten van zijn eerherstel, hij overleed te Wevelgem op 13 september 1965.


Onder grote belangstelling en begeleiding van de Koninklijke Harmonie “De Eendracht” werd hij ten grave gedragen.
Slotbedenking
De meeste Wevelgemnaars herinneren zich of kennen enkel het voorval van de Nachtegaalstraat.
Op 4 augustus 1944 worden 2 Duitsers omgebracht door en in het huis van Henri Denys en zijn 2 zonen, gelegen in de Nachtegaalstraat 41. Vader Denys en zijn 2 zonen kunnen vluchten. Iedereen denkt dat er gijzelaars zullen genomen worden en mogelijk gefusilleerd.
Door tussenkomst van Michel Byttebier wordt Wevelgem van dergelijk sanctie gespaard.
Er bestaat een schriftelijke verklaring van 28 bewoners van de Nachtegaalstraat en omliggende ten gunste van Michel Byttebier.
Was Michel Byttebier de “goede” oorlogsburgemeester die het ambt aanvaardde in het belang van de gemeente? Of is dit slechts een mythe die nog steeds in stand gehouden wordt?

Speelde hij dubbel spel, op goeie voet met de Duitse bezetter en een oogje dichtknijpend voor acties van het verzet?

Interessant in dat verband is de getuigenis van Nikolaas Ottevaere (auteur van het boek "Alfons Decock - piot, weerstander, commando, pacifist - De oorlog die nooit eindigde") over zijn grootvader Henri Deneckere, die politieagent was in Wevelgem tijdens de tweede wereldoorlog:

"Mijn grootvader en peter was een graag geziene figuur in Wevelgem en heeft zijn strepen verdiend als oudstrijder WO I en verzetsman WO II. Menig Wevelgemnaar werd tijdens WO II door mijn tante Agnes of mijn ma verwittigd dat ze gingen opgepakt worden om te gaan werken in Duitsland. Peter was door zijn job op de hoogte van wat ging komen en liet zijn dochters de gemeente rondfietsen om mensen te gaan inlichten. Hij heeft ook talloze valse identiteitskaarten verstrekt aan vele Wevelgemnaars.
Oorlogsburgemeester Byttebier was op de hoogte van zijn activiteiten doch liet hem begaan. Michel Byttebier afschilderen als iemand die kwaad gedaan heeft is heel kort door de bocht. De man had zijn overtuiging doch kon naderhand met opgeheven hoofd rondlopen, de fusillade die ging plaatsvinden naar aanleiding van de zaak Denys in de Nachtegaalstraat ging door zijn toedoen niet door.
Peter en de burgemeester hebben elkaar na de oorlog nog gesproken, de burgemeester zei : "Henri Deneckere, den ouden patriot, ik weet Henri wat je allemaal gedaan hebt voor de mensen tijdens de oorlog...".
Zijn antwoord : "Burgemeester, ik wist toen ook al dat je het wist, we hadden beiden onze mening en hebben dit altijd naar elkaar toe gerespecteerd..."."

In Gullegem kon de burgemeester op post blijven, terwijl dit niet het geval was in Wevelgem. Werd Michel Byttebier de vervanger van Remi Wallays op uitdrukkelijke vraag van de Duitsers of stelde hij zelf zijn kandidatuur omdat hij boordevol ambitie zat? Zag hij zijn kans schoon om de politieke leider van de gemeente te worden, weliswaar met weinig bevoegdheden want de bezetter had al de touwtjes in handen, zonder dat verkiezingen eraan te pas kwamen? Zag hij een toekomstige grotere rol voor zich weggelegd in de nieuw geordende wereld? Kwam dit alles ook ten goede van zijn firma, tijdens en na de oorlog? Wilde hij op die manier ook komaf maken met vetes uit het verleden, vetes die hij misschien had met ex-collega’s (Silverans van het OF) uit het gemeentelijk onderwijs met tentakels tot in de toneelverenigingen?
Het zal waarschijnlijk wel een combinatie geweest zijn van al die factoren. Hij moet ook sterk beïnvloed geweest zijn door het Vlaamsgezind gezin van zijn vaders broer, waar hij opgroeide. Toen hij werd aangesteld als burgemeester moeten de Duitsers zeker reeds zijn neven gekend hebben die toen al zwaar economisch met de bezetter aan het collaboreren waren (o.a. bouw Atlantic Wall).
Zijn er ook of nog Wevelgemse ondernemers die economisch hebben gecollaboreerd? Mijn grootvader Mauritius Degroote, na de oorlog werkzaam op de griffie van de Krijgsraad te Kortrijk, heeft er gekend. Ze bleven buiten schot na de oorlog en zijn op vandaag welstellende bedrijven.
Andere Wevelgemse ondernemers, die weigerden met de Duitsers samen te werken, waren welstellend vóór de oorlog maar arm erna. Ze moesten tal van hun bezittingen verkopen om het hoofd boven water te kunnen houden.
Economische collaboratie in Wevelgem, een ander interessant onderwerp, misschien een onderwerp voor een volgende blog ...









































2 opmerkingen:

  1. Beste, Bij uw commentaar op de foto op de hoek van de Lauwestraat vermeld u 2 kinderen in uniform van de Hitlerjugend. Als dit in 1942 was bestond de Hitlerjugend Vlaanderen nog niet en moet dat de NSJV zijn (Nationaal Socialistisch Jeugd Vlaanderen) de jeugbeweging verbonden aan het VNV.
    Groeten

    Wim Winkeler

    BeantwoordenVerwijderen